De basis
De basisloop met sneeuwschoenen is tamelijk breed. Er zijn modellen die zo breed zijn, dat je vrij precies moet lopen. Deze modellen gebruik je niet in de bergen, maar eerder op vlaktes zoals in Scandinavië of Canada. Bij het lopen op sneeuwschoenen gebruik je wandelstokken. De stokken geven ritme en balans. Op steile stukken steun je op de stokken of duw je jezelf ermee omhoog. Je loopt verder relatief normaal. Je hoeft je voeten bijvoorbeeld niet hoog op te tillen. De sneeuwschoen sleept gewoon over de grond. Iets om even goed op te letten is het achteruit lopen. Vooral als je pauze houdt en een beetje rondhangt, kan het zijn, dat je per ongeluk achteruit stapt. Daarbij moet je je voeten heel hoog optillen, anders lig je geheid op de grond.
Stijgen
Als je omhoog loopt over een helling, krijg je meer te maken met techniek. Je routekeuze bepaalt of het lopen zwaar wordt of dat je rustig kunt doorwandelen. Het is verleidelijk om een helling frontaal, recht op te willen stampen. Maar het is een stuk aangenamer om rustige zig-zags te maken. Die zig-zags kun je steiler of minder steil maken. Als je hier wat mee oefent voel je wat een fijne hellingshoek is. Meestal ligt dat rond de 14°. Door zig-zag omhoog te gaan stijg je makkelijk en gelijkmatig, dat is het minst vermoeiend.
Recht omhoog
Soms kun je niet anders en moet je recht omhoog. Bijvoorbeeld op een smal pad in een bos. In dat geval stamp je je punten recht naar voren. Aan de achterkant van de sneeuwschoen zit een stijghulp. Die klap je op de steilste stukken uit om je kuiten te ontlasten. Dit kan met losse sneeuw. Is het sneeuwdek hard en bevroren, dan zul je technieken toepassen die lijken op lopen met stijgijzers. Onder je sneeuwschoen zitten ijzers die je grip geven. Je kunt in een soort eendenpas omhoog, of, als je schuin kunt lopen, met één voet omhoog en één voet horizontaal om balans vinden.