MENU

Klimaat en alpiene routes

Terugtrekkende gletsjers en smeltende sneeuwvelden hebben een grote invloed op de staat van alpiene routes in de Alpen. De voorkeur van bergsporters voor bepaalde routes verandert minstens net zo snel. Een tocht die vroeger in de mode was, is met de risicoperceptie van vandaag de dag misschien wel geen aanrader meer. De tijden veranderen en een goede voorbereiding is vandaag de dag nog belangrijker dan voorheen.

Een bergwereld is niet zonder risico's

De bergen zijn per definitie een omgeving die instabiel is en in potentie een verwoestende kracht bezit. De momenteel snel veranderende omstandigheden in de bergen als gevolg van de opwarming van de aarde is geen nieuwe reden om op je hoede te zijn, maar wel een urgentere. De Alpen kende enkele eeuwen lang sterke vergletsjering. Momenteel zitten we echter in een fase van relatieve snelle opwarming. Als gevolg daarvan gaat het landschap op zoek naar een nieuw evenwicht. Dat gaat gepaard met bergstorten, ijslawines en steenslag. Iets waar je als bergsporter op moet anticiperen.

Geomorfologie

Als je terug gaat in de geologische tijd en deze tijdschaal onder de loep neemt, zijn de Alpen niet eens bijzonder instabiel. Bijna gehele ijsvrije Alpen waren aan het begin van het Holoceen, 10.700 jaar geleden, de norm. Moeilijk om je voor te stellen, toch? De voorlaatste periode van grote gletsjersmelt dateert van 1170 jaar geleden. Als je het natuurlijk perspectief in acht neemt, zijn de gevolgen van het huidige smelten van de gletsjers en het verschuiven van de permafrostgrens niet meer dan kleine aanpassingen van de natuur richting een nieuw evenwicht. Het landschap vindt zelf met de tijd een nieuwe stabiele vorm (morfologie) op basis van de onderliggende structuren (geologie), het reliëf en de hydrologie. Dat kunnen we aan de natuur overlaten.

De mens is pas sinds 150 jaar in groten getale tot diep in het berglandschap doorgedrongen, maar in de afgelopen 150 jaar is er veel veranderd. De bergsportinfrastructuur werd ingericht op basis van het landschap wat we toen aantroffen. Wandelroutes, klimroutes, skigebieden en ga zo maar door werden zo aangelegd en uitgezet dat ze de toenmalige omstandigheden weerspiegelde. Steenslag en lawinegevaarlijk terrein werden zo veel mogelijk vermeden. Soms stond een hut op een verkeerde plek, of ging een pad of route door een lawinegevaarlijke flank. Al doende leerde je en hutten werden verplaatst, en routes aangepast.

De afgelopen 30 jaar zien we alleen meer beweging in het berglandschap dan we van de daaraan voorafgaande 120 jaar gewend waren. Warmere zomers en minder winterse neerslag zorgen voor het uit taperen van ijsflanken en het verdwijnen van gletsjers. We voelen deze veranderingen als samenleving ook steeds duidelijker doordat we ook hier met grotere aantallen naar het hooggebergte trekken. Ook veranderen de voorkeuren en verwachtingen van bergsporters sneller dan ooit tevoren. Hup de goede condities achterna. Het gevolg is dat de veranderende omstandigheden ons steeds harder raken.

Erosie

Maar dat het smelten van de gletsjers en sneeuwvelden momenteel bijzonder snel gaat staat buiten kijf. Voorbeelden als de Rhonegletsjer, de Pasterze of de Morteratsch-gletsjer laten duidelijk zien dat het ijs zich de afgelopen tientallen jaren kilometers terug heeft getrokken. Qua volume is het vaak nog desastreuzer, en de meeste gletsjers zijn inmiddels het grootste deel van hun voormalige massa kwijt geraakt. Als bergsporter, of je nu wandelaar of alpinist of skiër bent, moet je anticiperen op de aldus ontstane veranderingen. Tochten en pasovergangen die vroeger een probleemloze wandeling door de sneeuw waren kunnen nu veranderd zijn in levensgevaarlijke puinhellingen. Sommige bergschrunden zijn zomers zo diep en breed dat ze niet meer over te steken zijn. Het natuurlijk landschap is bezig zich in razend tempo aan te passen richting een nieuw evenwicht. Waar en wanneer de volgende vaste status bereikt is, weten we niet. Tot die tijd moeten we flexibel zijn en rekening houden met veranderingen in het landschap.

Vorstgrens dieper en hoger

Een direct gevolg van het warmere weer is het tot dieper en tot hoger boven zeeniveau opdooien van de bodem en rotswanden. Deze permafrost genoemde bevroren ondergrond is de 'lijm' die losse rots, aarde en puin op steile hellingen bij elkaar houdt. Op hooggelegen plekken waar de vorst vroeger zomers alle in de loop der eeuwen door weer en wind losgewrikte rots bijeen hield, dringt nu de dooi dieper in de berg door. Het gevolg van dit verlies aan cohesie is dat sommige rotswanden of bergtoppen instabiel worden en als bergstort of steenlawine naar beneden zullen storten. In de uitzonderlijk warme en zonnige zomers van 2003 en 2018 en 2019 waren de gevolgen van de dooi erg duidelijk zichtbaar. Sommige bergen verloren toen grote stukken wand (Dru) of moesten voor het publiek gesloten worden zoals de Matterhorn, en de ijstunnel van de Aiguille du Midi. Op 3 juli 2022 stortte een deel van een hanggletsjer aan de noordzijde van de Marmolada in en bedolf 11 mensen. Op de Marmolada onstond opnieuw een scheur in de gletsjer. Die is 200 meter lang en 25 meter diep. Ook werd het door de lokale gidsen met klem afgeraden de normaalroute van de Mont Blanc via het Gôuter coloir te volgen. Het steenslag dat hier dag en nacht optreedt, maakt de oversteek van het couloir tot een potje Russisch roulette.

Fotocredit: Edward Bekker Fotocredit: Edward Bekker

Veranderende routes en voorkeuren

Alpiene routes die vroeger bijna zonder uitzondering in het zomerseizoen (juli/augustus) werden geklommen, zijn nu veiliger én aangenamer om in een ander seizoen te klimmen. Welk seizoen voor een specifieke route het best geschikt is, hangt af van de route zelf af. Couloirs en ijswanden hebben een goede laag ijs nodig en flanken op hoge bergen zijn het veiligst en fijnst te beklimmen als er goede firn ligt. Rotsroutes kunnen ook veiliger zijn gedurende koude-omstandigheden omdat de losse rots dan vastgevroren is. Voor veel alpiene routes zijn daarom tegenwoordig de winter, het voorjaar en soms de herfst de beste periode om ze te beklimmen.

Wanneer je buiten het zomerseizoen op pad gaat worden er wel extra eisen aan je kennis en kunde gesteld. Je moet met lawinegevaar, ski's, kortere dagen en grotere kou kunnen omgaan. Maar als je in mei of juni de bergen in gaat, merk je dat de dagen net zo lang of zelfs langer zijn dan in juli en augustus. Van winterse kou heb je in die periode ook nog maar weinig last. Bijkomend voordeel van het late voorjaar is dat het zelden té warm is en dat de kans op warmteonweer gemiddeld kleiner is dan in juli en augustus. Tel daar bij op dat er nog geen vakantiedrukte is en je voor accommodaties nog niet de hoofdprijs van het zomerseizoen hoeft te betalen. Ideaal toch!

Door de veranderde omstandigheden zijn veel routes die vroeger populair waren (lijstje zoals de zogenaamde 'Pauze-touren' of de '100 mooiste' boeken) tegenwoordig vaak ronduit gevaarlijk. Niet alleen doordat door de huidige klimatologische omstandigheden bijna nooit in conditie zijn, maar ook omdat de huidige perceptie van wat een aanvaardbaar risico is anders is dan 50 jaar geleden. Tijden veranderen, niet alleen wat betreft condities, maar ook wat betreft voorkeuren.

Behalve de lijstjes met must-do routes is met name de alpiene gidsjesliteratuur van de Duitse en Zwitserse Alpenverenigingen jarenlang leidend geweest bij het bepalen van de zomerse doelen. Heb je dergelijke gidsjes in de kast staan? Je doet er dan goed aan om op zoek te gaan naar een actueler online alternatief (SAC Tourenportal, NKBV Tochtenwiki). Zulke online route-databases verschaffen informatie over actuele routecondities, en bieden routefoto's en persoonlijke verslagen. Daarnaast kun je info over de actuele condities van paden, sneeuw en dergelijke bij de huttenwaard inwinnen.

actuele routecondities