Kleding speelt een belangrijke rol bij je veiligheid als je gaat bergwandelen. Dat begint bij het drielagensysteem, of eigenlijk het vierlagensysteem. We leggen je precies uit hoe dat dat zit.
De eerste laag is de onderlaag; de laag die je direct op de huid draagt. Deze laag kleding heeft primair de functie om vocht - zweet - van je lichaam af te voeren tijdens het bergwandelen. Om het lagensysteem goed uit te leggen, moeten we eerst iets dieper ingaan op de werking van ons lichaam en beantwoorden we de vraag: waarom zweten we?
Stel je voor: het is een mooie, warme zomerdag in de bergen. Je lopen met een rugzak heerlijk richting de top van de Kleine Dachstein. Je begint vroeg en de zon is nog net achter de bergen. Het is aangenaam fris en van inspanning is nog niet echt sprake. Dan wordt de tocht zwaarder en het zonnetje komt over de berg: je krijgt het warmer. Langzaam voel je je shirt tussen rug en rugzak vochtig worden en rond de slapen en voorhoofd wordt het klammig. Je zweet.
Maar waarom? Zweten is een reactie op een te hoge lichaamstemperatuur. Het zorgt ervoor dat je licham afkoelt. Zweet - water - kan vervolgens verdampen (bij temperaturen boven nul) of bevriezen (bij temperaturen onder nul). Hoe hoger de temperatuur is, des te meer verdamping vindt plaats. Door het verdampen van zweet brengen we onze lichaamstemperatuur weer op orde. Handig, zo’n automatische thermostaat!
Verdampen kost energie. In het geval van warm weer met een zacht windje en een lekker zonnetje zal deze energie grotendeels van buitenaf komen en ervaren we dit afkoelen doorgaans als prettig. Op koude dagen zweet je ook, maar bij lagere temperaturen zorgt zweten ervoor dat je verder afkoelt dan je misschien eigenlijk wilt. Want het verdampen onttrekt nog meer warmte (energie) aan je lichaam. Je lichaam wil warm blijven, moet werken, gaat nog meer zweten en dus stop je nog meer energie in het verdampen van het zweet. Het resultaat is een neerwaartse spiraal van het kwijtraken van energie. Met als gevolg: een oncomfortabel gevoel. Deze energie kun je beter in de wandeling zelf steken en om zelf warm te blijven. Of vice versa. De juiste eerste laag van je kleding kan erbij helpen dat je lichaam tijdens het bergwandelen comfortabel blijft.
Het bovenstaande verhaal toont aan dat de onderlaag dus erg belangrijk is; dat is immers de laag die met je lichaam en zweet in contact is. Je kunt die onderlaag van twee verschillende materialen kopen: merinowol of kunstvezel. Beide hebben hun eigen voor- en nadelen. Laten we ze eens per materiaal bekijken.
De meeste onderkleding die is gemaakt van kunstvezels, vaak polyester en polypropyleen, zorgt ervoor dat vocht snel van het lichaam naar buiten wordt afgevoerd. Dit zorgt voor een droge laag direct op je huid. Het isoleert en is dus warm en comfortabel. Je lichaam hoeft minder energie te steken in het verdampen van het vocht. Synthetische onderkleding kriebelt niet, maar heeft af en toe wel last van statische lading bij het aan- en uittrekken. Het echte nadeel van kunstvezels is dat het materiaal niet ademend is. Als je veel zweet, zal kleding van synthetische materialen na een tijdje niet meer zo fris ruiken. Om dit tegen te gaan, behandelen fabrikanten de synthetische onderkleding soms met anti-geurmiddelen. Soms is dit chemisch, soms worden zilverionen gebruikt. Zilverionen hebben de eigenschap dat ze geurtjes neutraliseren. Na een tijd gebruik zal synthetische kleding ondanks deze maatregelen toch gaan ruiken.
Krijg je bij het woord wol meteen de kriebels? Haak nog niet af! Want merinowol kriebelt een stuk minder. De haren van de wol van het merinoschaap missen een structuurtje dat wol van het gewone schaap wel heeft. Dit structuurtje zorgt ervoor dat gewone wol kriebelt en merinowol dus niet. Het grote verschil tussen merinowol en synthetische materialen is dat merinowol het vocht juist wel opneemt. Terwijl synthetische stoffen het vocht meteen van je lichaam ‘trekt’, doet merinowol dit langzamer, waardoor de lichaamstemperatuur gelijkmatiger blijft. Hierdoor krijg je het niet koud, ondanks dat de onderlaag een beetje vochtig kan zijn.
Het grote voordeel van merinowol is dat het niet gaat stinken; zelfs niet als je de kleding een week tijdens het bergwandelen aan hebt. Het grote nadeel van merinowol is dat het nogal kwetsbaar kan zijn. Er kunnen vrij gemakkelijk gaatjes in de kleding komen en het is daardoor gevoeliger voor doornstruiken, rotsen en dergelijke. Dit is ook de reden dat kleding steeds vaker van een mix van merinowol en synthetisch materiaal gemaakt wordt. Bijvoorbeeld: 83% merinowol, 12% nylon en 5% lycra. Zeker bij sokken zien we een lager percentage merinowol; bij het bergwandelen wordt deze kleding zwaar belast. Hoe minder wol, hoe minder van de positieve eigenschappen overblijven. Pas trouwens ook op met het opbergen van merinowollen kleding, want motten zijn er dol op.
Merinowol of synthetisch? Afhankelijk van hoe de voor- en nadelen voor jou persoonlijk zijn, kies je voor het materiaal. Of… een mix. Synthetisch in de warme zomermaanden en merinowol tijdens de koudere dagen.
De tussenlaag wordt ook wel de isolatielaag genoemd. Behalve isoleren doet de laag nog iets anders. Ook bij de tussenlaag is het van belang dat hij vochtregulerend werkt. In het geval van synthetische materialen - vooral polyester en fleece - zal de tussenlaag nauwelijks tot geen vocht opnemen en het alleen verder afvoeren naar buiten. In het geval van wol zal ook de tussenlaag deels vocht opnemen en het langzaam naar buiten afvoeren door te verdampen. We hebben het hier dus niet meer over merinowol. De reden hiervoor is eenvoudig: de tweede laag draag je niet op de blote huid en daarmee is het kriebelen van wol minder belangrijk. Tenzij je natuurlijk een onderlaag met korte mouwen draagt. Feit blijft: veel kleding die je al tussenlaag draagt wordt gemaakt van normale wol.
In de werking zit er dus niet zoveel verschil tussen de eerste en de tweede laag. Er zit wel een groot verschil in de dikte van de tussenlaag. De onderlaag is vaak dun. Een dikkere laag is in de meeste gevallen alleen zinvol als de temperatuur ver onder nul zakt. Met de tussenlaag kun je veel meer spelen. Een wat dikkere laag bij wat kouder weer en juist dunner bij warm weer. De mate van isolatie hangt af van het materiaal, de dikte en de luchtigheid van dat materiaal. Daarom is het ook slim om meerdere diktes voorhanden te hebben. Thuis en soms zelfs onderweg in je rugzak.
We hebben het hierboven al genoemd: fleece. Het weefsel is gemaakt van 100% polyester. Het heeft een beetje het zachte, open gevoel van een lekkere wollen trui, maar fleece heeft een aantal heel grote voordelen ten opzichte van wol. Ten eerste neemt fleece nauwelijks vocht op, waardoor het zweet snel afvoert naar buiten. Daarnaast heeft het een laag eigen gewicht, draagt het lekker (ook direct op de huid) en heeft het een klein pakvolume. Dat maakt kleding van fleece handig voor het bergwandelen: je kunt het altijd makkelijk weer in je rugzak pakken.
De beste eigenschap van fleece is zijn open structuur en de mogelijkheid om stilstaande lucht vast te houden. Daardoor isoleert fleece goed. Aangezien fleece makkelijk te verwerken is, wordt er van alles van gemaakt. Niet alleen de bekende fleecetruien, maar ook bijvoorbeeld voering in handschoenen. En er zijn nogal wat softshells (hierover verderop meer) met fleece aan de binnenzijde. Fleece is overigens niet winddicht. Als je vol in de wind wandelt, merk je van de isolerende eigenschappen weinig meer, tenzij de fleece is voorzien van een winddichte laag.
Tegenwoordig wordt nogal wat fleece kleding gemaakt van gerecyclede PET-flessen en daarom wordt fleece nogal eens duurzaam genoemd. Ondanks dit positieve effect is er de laatste jaren ook een kanttekening bij fleece gezet. Deze heeft alles te maken met de zorg die er is voor het milieu. Fleece is namelijk een van de materialen waarbij hele kleine deeltjes makkelijk loskomen van de stof. Deze deeltjes - microplastics - komen vrij bij het dragen, maar nog meer bij het wassen, en zo komen deze deeltjes in ons oppervlaktewater terecht. En daar zijn ze schadelijk voor mens en dier, want het is niet afbreekbaar. Dit nadelige milieueffect heeft wol niet.
De derde laag is de buitenlaag; ook wel bekend onder de Engelse naam shell. Daarom noemen we regenjassen ook wel eens hardshells. Deze buitenste laag is je bescherming tegen alles wat de natuur op weergebied voor je in petto heeft: wind, regen en sneeuw. De derde laag moet dus 100% waterdicht en 100% winddicht zijn.
Van groot belang is verder dat deze buitenste laag een ademende werking heeft. Als de onderlaag en de tussenlaag vocht van het lichaam afvoeren, dan kan het alleen verdwijnen als het ook echt naar buiten kan worden getransporteerd. Stel, je draagt als buitenlaag zo’n ouderwets, niet-ademend oliepak. Daarin kan het vocht nergens heen. Het gevolg: je wordt nat en oncomfortabel. Die buitenlaag moet dus ademend zijn. Maar wat is dat ademend nou precies?
Een regenjas die waterdicht is en toch ademend: het klinkt bijna als een tegenstelling. Toch kan het. Neem een boterhamzakje: deze is waterdicht en ademt niet. Vergelijkbaar met dat ouderwetse oliepak dus. Op een ding na: een boterhamzakje is flinterdun en licht. Prik nu in gedachte microscopisch kleine gaatjes in dit zakje. Dat is nou precies hoe je een ademend en waterdicht materiaal moet voorstellen. Dit materiaal heeft zulke kleine gaatjes dat waterdamp er wel doorheen kan, maar de veel grotere waterdruppels niet. Oftewel: zweet kan wel naar buiten, regen niet naar binnen.
Een hardshell is dus winddicht, waterdicht en ademend - en daarmee geschikt voor tochten in de regen. Een hardshell is niet altijd noodzakelijk. Bedenk eens hoe vaak je nu eigenlijk echt in de regen wandelt. En natuurlijk kent het ademende effect van een hardshell ook grenzen. Daarom bestaat er de softshell. Deze is minder waterdicht dan een hardshell en heeft doorgaans een hoger ademend vermogen. Vooral bij erg zware inspanning in de bergen, waarbij af en toe een klein buitje kan vallen, is een softshell vaak de betere keuze.
Net als een hardshell is een softshell 100% winddicht. Bij temperaturen onder nul valt neerslag meestal als sneeuw en dan is de waterdichtheid van de buitenlaag minder van belang. Dankzij een waterafstotende laag aan de buitenzijde van een softshell (en ook de hardshell) glijdt sneeuw zo van de softshell af. Een softshell heeft soms de functie van én tussenlaag én buitenlaag in een kledingstuk. Zeker de modellen die aan de binnenzijde een zachte fleecevoering hebben.
De vierde laag is de isolerende laag aan de buitenzijde van je drielagensysteem. In de meeste gevallen hebben we het dan over een winddichte jas gevuld met dons of een isolerend synthetisch materiaal. Deze vierde laag zit doorgaans in je rugzak en komt pas tijdens je pauze tevoorschijn. Hij zorgt ervoor dat je niet afkoelt op dit soort momenten. Je kunt hem over de derde laag dragen, over de tweede of zelfs over de eerste. Dit hangt van het moment, de omstandigheden en de tijd af. Omdat hij vaak in je rugzak zal blijven, is het van belang dat hij weinig weegt en goed te comprimeren is.
Een donsjas kun je goed klein opbergen en komt weer terug in zijn oorspronkelijke vorm, zelfs als hij langere tijd ingepakt is geweest. Daarnaast is er nog steeds geen synthetisch materiaal dat net zo goed isoleert als dons. Waar je met dons wel rekening mee moet houden, is vocht. Doorgaans heb je daar bij neerslag en temperaturen onder nul weinig of geen last van. Toch is het van belang dat de buitenstof van een donsjas waterafstotend is, om te voorkomen dat smeltende sneeuw - of toch een klein buitje - het dons nat kan maken. Als dons nat wordt, gaat het klonteren en verliest het zijn isolerende eigenschappen. Een donsjas kun je daarom beter niet aantrekken bij grote inspanningen. Omdat je het in een donsjas snel warm krijgt, zal je meer gaan zweten. De onderlaag en de tussenlaag doen hun best om vocht af te voeren en dit komt dan uiteindelijk terecht in je donsjas. De gevolgen zijn ook hier dat het dons dan nat wordt en zijn isolerende werking verliest. Een natte donsjas laten drogen kost erg veel tijd.
Om dit allemaal tegen te gaan, behandelen fabrikanten dons met een waterafstotend middel, waardoor het waterafstotend (hydrofoob) wordt. Dat is het grote voordeel van synthetisch ‘dons’: het is veelal minder gevoelig voor vocht en als het vochtig wordt, behoudt het een deel van zijn isolerende eigenschappen.
Afhankelijk van waar en wanneer je gaat bergwandelen, zul je twee tot vier laagjes kleding aantrekken. Tijdens lekker warmere dagen in de bergen kun je vaak toe met een onderlaag en een softshell die dienst doet als tussenlaag en buitenlaag. Is er neerslag voorspeld, dan ben je aangewezen op het traditionele drielagensysteem. Tijdens de koudere maanden kun je deze uitbreiden met een jas van dons of synthetisch dons. Op hoogte kan een dunne donsjas ook in de zomer handig zijn. Twee, drie of vier lagen: het belangrijkste is dat je jezelf onderweg regelmatig afvraagt of je nog comfortabel bent en je laagjes kunt aanpassen aan de situatie.
Hoogtelijn-redacteur Sieto van der Heide schreef een artikel over eisen aan kleding voor het bergwandelen, trailrunnen en alpiene tochten.