De Alpen bieden een ongelooflijk gevarieerde flora. Van de uitgestrekte valleien tot de hoogste bergtoppen, de vegetatie varieert sterk afhankelijk van de hoogte, de blootstelling aan de zon en de positie op de berg.
In de Alpen worden vijf ecosystemen onderscheiden, elk met een eigen unieke vegetatie:
De in de Sound of Music bezongen edelweiss (Leontopodium alpinum) is met stip de bekendste Alpenplant. De plant bloeit van juni tot augustus, de zilverwitte wollige bloemen herken je meteen. Bladeren en schutbladen zijn lichtgrijs behaard. Deze fijne haartjes beschermen de plant tegen de straling van de zon. De edelweiss groeit vooral op moeilijk te bereiken rotsachtige plekken. Daarom werd ze in het verleden vaak meegenomen door wandelaars en bergbeklimmers, als een soort trofee om te laten zien dat men hoog in de bergen was geweest. Hierdoor werd de plant schaarser en is hij nu op de meeste plaatsen een beschermde soort. Het wild plukken is bijna overal verboden.
De gewone alpenroos (Rhododendron ferrugineum) behoort tot de heidefamilie, uit het geslacht rhododendron. De groenblijvende plant heeft rode en roze bloemen, die van juni tot en met augustus bloeien. De struik kan tot 1 meter hoog worden. De volgroeide bladeren hebben een roestbruine onderkant. Alpenroos komt vooral voor op kalkarme grond en in naaldbossen in de Alpiene zone. In alle Alpenlanden, behalve Zwitserland, is de plant een beschermde soort. Een andere rhododendron is de Rhododendron hirsutum, of harig alpenroosje.
De grootbloemige gentiaan (Gentiana clusii) gedijt op rotsige plekken, vooral in de subalpiene zone van de centrale en oostelijke Alpen. De bloeitijd is mei, juni en juli. Meestal is de volwassen hoogte van de plant ca. 8 cm. Hij kenmerkt zich door de prachtige diepblauwe, paarse kroon. In de keel is de kleur lichter en vertoont hij vlekjes. De bloemen gaan uitsluitend open bij zonnig weer. De bladeren van de gentiaan zijn ellipsvormig en stomp en hebben een leerachtige structuur.
Een andere gentiaansoort die je regelmatig tegenkomt in de Alpen is de markante gele gentiaan (Gentiana lutea). De grote, hoge stengels met gele bloempjes zie je vaak in grote aantallen bij elkaar staan. Men brouwt schnaps van deze plant. Ook de voorjaarsgentiaan en franjegentiaan komen veel voor.
Weet jij al waar je je volgende huttentocht gaat lopen? Laat je inspireren door de mooiste berggebieden.
De alpenvrouwmantel (Alchemilla alpina) is familie van de Rosaceae en bloeit van juni tot september op de Alpenweiden. De plant wordt 5 tot 20 cm hoog. Zeven lancetvormige bladeren hebben een gladde bovenkant en een harige onderkant. De bloemen zijn groengeel. De plant werd eeuwenlang gebruikt als natuurlijk medicijn.
Wollegras (Eriophorum) siert vaak foto’s van arctische gebieden. Maar ook in de Alpen komt de plant, een geslacht van de cypergrassenfamilie voor. De witte pluisjes zijn erg fotogeniek. De botanische naam Eriophorum betekent woldragende plant. Wollegras wordt wel eens verward met veenpluis. Deze laatste draagt meerdere pluisjes per stengel, terwijl wollegras maar een pluis telt per stengel.
De gletsjerranonkel (Ranunculus glacialis) groeit op zeer grote hoogte, in de alpiene zone van de Alpen; de plant komt soms wel op 4.000 meter hoogte voor. De kenmerkende blaadjes zijn wit, roze of paars. De plant bloeit van juli tot augustus, voornamelijk op stenige ondergrond nabij morenes of gletsjers.
De alpenanemoon (Pulsatilla alpina) is ook een plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) die voorkomt in de meeste Europese gebergtes. Deze plant bloeit van mei tot juli. Tijdens de bloeitijd is dit een mooie bloem, maar ook na de bloei is de plant prachtig om te zien ,met zijn mooie pluizen.
Ook de monnikskap (Aconitum) is een geslacht van vaste planten uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De bloemen vormen meestal blauwpaarse en witte trossen, bestaande uit vijf bloembladen. Het bovenste bloemblad heeft de vorm van een helm of monnikskap. Wereldwijd zijn er ca. 400 soorten geteld. De meeste monnikskap soorten komen voor op vochtige bodems van bergweiden.
De NKBV is er om jou alles te laten halen uit je bergwandelactiviteiten. We helpen je alvast goed voor te bereiden voor je komende berwandelingen.
Kwastjesbloem (Soldanella) is een van de vroegste bloeiers in de Alpen. Bij het smelten van de sneeuw zijn dit vaak de eerst bloemen die in bloei komen. De meestal roze of paarse bloemen dragen een franje aan de zoom.
Orchideeën komen – net als in de meeste regio’s – ook veelvuldig voor in de Alpen; tussen de 80 en 120 orchideeënsoorten komen voor in het alpengebied. De grootte varieert van 5-10 cm (dwergorchis) tot bijna een meter (bokkenorchis). De meeste soorten bloeien in het voorjaar, vanaf april tot aan de zomer. Dit is natuurlijk afhankelijk van de hoogte waar ze groeien. Er zijn enkele soorten die in de late zomer en in het najaar bloeien, zoals de herfstschroeforchis (Spiranthes) en dennenorchis (Goodyera). Bijna alle soorten zijn beschermd dus ze mogen niet geplukt worden en zeker niet uitgestoken.
Adderwortel , addertong of slangenwortel (Persicaria bistorta) is een overblijvende plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae). De adderwortel heeft een lange roze bloeistengel. De volwassen hoogte van de plant is 30-100 cm. Van mei tot augustus bloeit de plant.
Er bestaan verschillende goede plantengidsen en apps waarmee je planten en bloemen kunt herkennen. Let vooral op de kleuren en tel het aantal blaadjes om te kijken of het klopt: