A, B, C, D of E passée? De moderne bergsporter kiest de schoen die past bij wat hij doet.
Er zijn zo veel verschillende modellen schoenen op de markt, dat je als bergsporter al snel keuzestress krijgt. Samen met Bever geven we je tips om jouw perfecte bergschoen uit te zoeken.
Bergschoenen worden in Nederland meestal gecategoriseerd volgens de A, B, C, D, E indeling. Deze indeling omschrijft voor welk gebruik de schoen geschikt is en is voornamelijk gebaseerd op de stijfheid van de zool. De enorme verscheidenheid aan schoenen op de markt vraagt eigenlijk om meer categorieën dan deze vijf. Hoe zat het ook al weer?
Moet een bergwandelaar altijd minimaal een hoge en relatief stijve B- of C-schoen dragen? Nee, als je dat denkt dan doe je jezelf tekort. De meeste Nederlanders lopen met veel te zware schoenen in de bergen. Waarom doen ze dat? Omdat het collectief van Nederlandse bergwandelaars in stand houdt dat alleen stevige, hoge (en saaie bruine) schoenen veilig zijn. Dat is echter een mythe. Een bergwandelschoen moet vooral een goede zool (grip op stenen, modder en nat gras) en loopcomfort hebben. Soms komen daar de eisen van waterdichtheid en een hoge schacht (tegen steentjes/sneeuw in de schoen) bij. En wie in het hooggebergte bevroren sneeuwvelden tegen kan komen heeft een schoen met stijve zool nodig, eventueel een die stijgijzervast is.
Lage schoenen zoals trailrun- en appraochschoenen hebben hun plek in de bergen allang bewezen. Wie de afgelopen twee decennia in de bergen onderweg was zal daar vast talloze trail- en skyrunners en klimmers op approachschoenen langs hebben zien snellen. Je kan op dergelijke schoenen uitstekend op en naast het wandelpad rennen, klauteren en wandelen, mits je de beperkingen van dergelijke schoenen kent en accepteert. De vermeende enkelstabiliteit die hoge schoenen bieden komt namelijk ook met een nadeel. Een hoge schoen is zwaarder, geeft minder bewegingsvrijheid en dwingt je tot een andere manier van lopen dan je met je gebruikelijke lage (sport)schoenen gewend bent.
De gemiddelde wandelaar kan met lage schoenen tot heel ver/hoog in de bergen komen. Nadelen zoals natte sokken en steentjes in de schoenen moet hij dan soms voor lief nemen. Treden schoppen in opgevroren sneeuw zal echter niet gaan. En in natte en steile grashellingen is de grip van een groot aantal trail- en approachschoenen ook maar zeer beperkt. Niet van alle modellen overigens. Deze beperkingen hoeven echter geen reden te zijn om altijd minimaal een B- of C-schoen bij het bergwandelen te dragen. Hoe realistisch is het namelijk om in augustus op 1500 meter hoogte een bevroren sneeuwveld tegen te komen als de buitentemperatuur ook 's nachts 10 graden in de schaduw is?
Lopen met (te) zware schoenen is relatief vermoeiend en kan daarmee het plezier in je tocht verminderen. Lage schoenen wegen minder en bieden meer bewegingsvrijgheid waardoor je lichtvoetiger door het terrein kunt snellen. Wil je echter altijd op safe spelen en nooit gebonden zijn aan de eventuele beperkingen van een lage schoen? Kies dan voor de klassieke hoge bergschoen. Wie nieuw is in de bergen en bijvoorbeeld een bergsportcursus gaat doen, zal ook een geschikte hoge bergschoen moeten kiezen. Een groot deel van de cursus speelt zich immers op sneeuw en ijs af waar waar een lage schoen niet geschikt voor is.
Kies een schoen die past bij de tochten die je wilt maken en kies een schoen die bij jouw ervaringsniveau past. De klassieke indeling in de vijf categorieën A, B, C, D en E gaat voorbij aan het feit dat er meer criteria zijn dan alleen de stijfheid van de zool of de hoogte van de schacht.
Welke criteria zijn er zoal van belang bij de keuze van je schoen?:
Bergschoenen hebben niet het eeuwige leven. Met goed onderhoud en af en toe verzolen kun je echter jarenlang genieten van je perfect passende en goed ingelopen paar schoenen. De normale slijtage van leer en rubber is een proces wat je goed kan volgen en waarop je actie kan ondernemen. De meeste lichtgewicht bergwandelschoenen (B & C categorie) kunnen echter last hebben van een fenomeen wat je niet of amper aan kunt zien komen. Dergelijke schoenen hebben vaak een tussenzool van polyurethaan (PU). Dit materiaal (ongeacht of het in een zool zit of in een ander voorwerp) zal na verloop van tijd d.m.v. een chemische 'hydrolyse'-reactie omgezet worden in andere componenten. Hierdoor verliest het materiaal onherroepelijk de materiaaleigenschappen die het had.
Hydrolyse is niks meer of minder dan de splitsing van een chemische verbinding onder opname van water. Het gevolg van de hydrolyse van de PU tussenzool van een bergschoen is dat de zool plotseling (tijdens een tocht!) van de schoen kan loslaten, soms slechts deels maar vaak zelfs in z’n geheel. Dat kan heel vervelend of zelfs gevaarlijk zijn. Niet iedere schoen wordt overigens even snel getroffen. De omstandigheden waaronder de schoen wordt gebruikt en opgeslagen hebben invloed op de snelheid van het proces. Hoge temperaturen en luchtvochtigheid en het lopen in zure en agressieve milieus (humus, mest) versnellen het proces. Het is nagenoeg onmogelijk de diverse factoren die een rol spelen te kwantificeren waardoor het voorspellen van het tijdstip waarop de zool 'op' is onbegonnen werk is. Check bij oudere bergwandelschoenen daarom voor je tocht of de tussenzool nog voldoende flexibel is. Zie je scheurtjes ontstaan of begint het materiaal te verpulveren? Vervang dan preventief de gehele zool (loopzool+tussenzool) bij een gespecialiseerde schoenmaker.
Vergeleken met 20 jaar geleden zijn moderne bergschoenen al prachtige staaltjes van lichtbouw en technisch vernuft. En misschien gaat er de komende jaren nog veel veranderen in de bergschoenen-branche. Schoenen als de Scarpa Ribelle Tech OD of de Arc'teryx Acrux AR laten zien wat er met de modernste technieken nu al bereikt kan worden.
Lees ook het artikel uit Hoogtelijn 3-2017.