Als je in de klimhal een 7a+ kan klimmen, welk niveau zou je dan in de VS of Duitsland moeten kunnen klimmen? In principe hetzelfde natuurlijk, maar hoe verhoudt de in ons land gebruikelijke Franse waardering zich met de moeilijkheidswaarderingen die in andere landen gebruikt worden?
De moeilijkheid van klim- en boulderroutes is voor menig klimmer een onderwerp waarover hij niet uitgepraat raakt. Wereldwijd worden er dan ook een handvol verschillende schalen in gebruik om de moeilijkheidsgraad van klimroutes en boulderroutes aan te geven. De belangrijkste moeilijkheidswaarderingen zijn de Franse, Britse, UIAA, Scandinavische en Ewbank/Australische. De moeilijkheidsgraad van boulders wordt met een eigen moeilijkheidswaardering aangeduid, en om het extra lastig te maken geldt er voor bouldertraverses soms een aparte waardering.
We leggen je uit hoe het precies in elkaar steekt met de cijfertjes bij het rots- en sportklimmen en het boulderen.
Om te beginnen is het onmogelijk om de moeilijkheid van een route exact te bepalen zoals dat wel kan met de afstand van een marathon of het gewicht van een set halters. De moeilijkheid van een route is een complex samenspel van vele factoren waaronder de soort rots (wrijving), de overzichtelijkheid, de grootte van de grepen en de afstand ertussen, de continuïteit en de stijl van de route. De grenzen van een moeilijkheidsgraad liggen daarom ook niet vast en er kan per hal, per gebied of per land een bepaalde afwijking van het gemiddelde zijn. Zo gelden sommige gebieden als 'makkelijk' en andere gebieden als 'moeilijk'. Het zelfde gaat op voor klim- en boulderhallen en in de ene hal klim je makkelijk een 6b, terwijl dat in de andere hal onmogelijk is.
De moeilijkheidswaardering van een klimroute is ook niet statisch - grepen kunnen gladder worden of afbreken, weersomstandigheden spelen een rol, en de voorkeur van klimmers voor een bepaalde stijl verandert met de tijd. In de jaren 80 waren korte verticale populair, terwijl tegenwoordig lange en continue routes de voorkeur hebben. Klimmers die in de hal zijn opgegroeid en zonder problemen een 8a in de Franken of Margalef klimmen kunnen grote moeite hebben met een 7a in Freyr of een greeploze 6b plaat in Handegg (Zwitsers graniet/plaat-gebied).
In de loop van de twintigste eeuw zijn er een aantal schalen bedacht om de moeilijkheid van een route weer te geven. Dat men dit ging doen had twee belangrijke redenen: mensen willen zich met elkaar meten én men wilde graag weten wat iemand te wachten zou staan als die een route ging klimmen. Dat laatste gold in het bijzonder in het geval van gevaarlijke routes, tochten en beklimmingen. In eerste instantie keek men bij het bepalen van de moeilijkheidsgraad naar de tocht/klim als geheel. Pas later werd er ook gekeken naar de (technisch) moeilijkste passage van een klim of (een deel van) een touwlengte.
Dit soort ontwikkelingen gebeurden in diverse landen onafhankelijk van elkaar. Dat verklaart het naast elkaar bestaan van de verschillende schalen. In de jaren 70 groeiden rotsklimmen en alpinisme steeds meer uit elkaar. In de meeste gebieden werd voorheen een beetje neergekeken op puur rotsklimmen - dat was slechts trainen voor grote alpiene routes. Vanaf nu was rotsklimmen een echte sport en werd er harder dan voorheen getraind. The sky was the limit en in 10 jaar tijd ging het niveau van 7b naar 8c. Boulderen werd zo mogelijk nog minder serieus genomen dan rotsklimmen. Maar in Fontainebleau zag men het belang van de sport wél en werden er ook moeilijkheidswaarderingen aan boulderroutes gegeven. En in de jaren '80 ging men in de VS ook een landelijke moeilijkheidswaardering voor boulders gebruiken.
Op het moment van schrijven ligt de top qua sportklimmen op 9c Rotpunkt, 9a onsight en 9a+ flash. De top bij vrouwen ligt maar ietsjes lager op 9b Rotpunkt en 8b+(c) onsight. De hoogste door Nederlanders behaalde niveaus zijn respectievelijk 9a en 8b+ voor de heren en 8c Rotpunkt en 8a+ onsight voor de dames. Bij het boulderen ligt het maximum op 9A. Van onsight wordt hier eigenlijk nooit gesproken, van flash wel. Het maximale niveau ligt daarbij op 8B+. Voor vrouwen zijn beide cijfers respectievelijk 8C en 8A+.
In klimhallen in Nederland en in België en in de sportklimgebieden buiten Duitstalige gebieden wordt doorgaans de Franse moeilijkheidsschaal gehanteerd. Voor boulders wordt de Fontainebleau-schaal gebruikt. Zoals je ziet staat de moeilijkheidswaardering van sportklimroutes in kleine letters en die van boulders in hoofdletters. Deze conventie is een aantal jaar geleden bedacht door de bekende website-/klimdatabase 8a.nu. Het totaal verschillende karakter van beide disciplines maakt dat de moeilijkheid van een 6a (route) niet met die van een 6A (boulder) is te vergelijken.
Als een route voor het eerst geklommen wordt, of in het geval van sportklimroutes met boorhaken ingericht wordt, heet dit het 'openen van de route'. De klimmer die de route opent geeft de route daarna meestal een naam. Ook doet hij/zij een voorstel voor de moeilijkheidsgraad. Aan de hand van herhalingen van de route door andere klimmers wordt de moeilijkheidsgraad bevestigd of eventueel bijgesteld. In de meeste gebieden worden routes gewaardeerd op een Rotpunkt-beklimming (uitwerken) en niet op de onsight beklimming*.
In sommige gebieden wordt echter wel specifiek op de onsight gewaardeerd. Het bekendste voorbeeld is Groot-Brittannië. Hier wordt de traditionele waardering voor traditionele, niet behaakte routes gebruikt en de Franse schaal voor sportklimroutes. De traditionele routes zijn in principe op de onsight gewaardeerd, maar het blijkt lastig om dat in de hogere moeilijkheden (>E8) vol te houden. Die worden immers nooit onsight geklommen. De sportklimroutes zijn wel weer voor de rotpunkt gewaardeerd. In sommige Oost-Europese klimgebieden zoals het Elbsandstein worden veel routes van (zeer schaarse) haak naar haak gewaardeerd. Wie een route in één ruk van onder tot boven klimt, komt in dat geval soms voor verrassende moeilijkheden te staan.
Zoals gezegd worden er wereldwijd veel verschillende schalen gebruikt om de moeilijkheid van klimroutes aan te duiden. De meest gebruikte zijn de Franse, de UIAA-waardering, de Britse, de US-decimal grade en de Ewbank schaal in Australië/Zuid-Afrika. Daarnaast worden er in voormalig Oost-Duitsland (o.a. Elbsandstein), Noorwegen/Zweden, Finland en Brazilië ook eigen schalen gebruikt om de moeilijkheid van klimroutes aan te duiden.
Voor alle schalen en gebieden geldt dat er normaliter alleen op de technische moeilijkheid en continuïteit van de route wordt gewaardeerd - de UK-schaal uitgezonderd, waarover later meer. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen behaakte (sportklim)routes en niet of deels behaakte traditionele routes. De factor angst of gevaar zou geen rol van betekenis mogen spelen in de waardering: twee identieke routes van 30 meter met respectievelijk 5 haken en 15 haken voelen heel anders, maar zouden gelijk gewaardeerd moeten worden. In de praktijk zijn klimmers net mensen en komen dit soort factoren wel degelijk in de waardering van routes naar voren.
De uiteindelijke moeilijkheid van een route is een combinatie van gevoel, inzicht, techniek en kracht(uithoudingsvermogen). Subjectiviteit speelt een grote rol. Een stijl die de één ligt, zal de ander lastig vinden. Ook de mate van (ontbreken van) behaking zal van invloed zijn op je beleving van een route. Staar je daarom niet blind op de moeilijkheidswaardering van een route, maar beoordeel zelf of de route je om welke reden dan ook past of niet.
In onderstaande tabel vind je een overzicht van de vijf meest gebruikte moeilijkheidsschalen bij het rots/sportklimmen. De verhoudingen van de schalen in de tabel ten opzichte van elkaar kan afwijken van andere overzichten die je in klimgidsjes of op internet kunt vinden. Het is niet zoals het vergelijken van feet's en inches met meters en centimeters - er bestaat geen 'officiële' referentietabel of omrekenfactor.
Frankrijk* | UIAA/Duitsland* | UK** | Australia* | USA* |
1,2 | 1/2*** | Mod/Diff | 8-9 | 5.1-5.2 |
3 | 3 | Vdiff/HVDiv | 10-11 | 5.3 |
4 | 4 | S/HS | 12 | 5.4 |
4+ | 4+ | VS | 13 | 5.5 |
5a | 5 | VS/HVS | 14 | 5.6 |
5b | 5 | HVS | 15 | 5.7 |
5c | 5+ | HVS | 16 | 5.8 |
5c+ | 6 | E1 5a | 17 | 5.9 |
6a | 6+ | E1 5b - E2 5a | 18 | 5.10a |
6a+ | 6+/7- | E1 5c - E3 5b | 19 | 5.10b |
6b | 7 | E2 6a - E4 5c | 20 | 5.10c |
6b+ | 7/7+ | E3 5c - E5 6a | 21 | 5.10d |
6c | 7+ | E3 6a - E5 6a | 22 | 5.11a/b |
6c+ | 8- | E4 6a - E5 6b | 23 | 5.11b/c |
7a | 8 | E4 6b - E6 6b | 24 | 5.11d |
7a+ | 8+ | E5 6b - E6 6b | 25 | 5.12a |
7b | 8+/9- | E5 6c - E7 6c | 26 | 5.12b |
7b+ | 9- | E6 6b - E8 6c | 27 | 5.12c |
7c | 9 | E6 6c - E8 6c | 28 | 5.12d |
7c+ | 9/9+ | E6 6c - E9 7a | 29 | 5.13a |
8a | 9+ | E7 6c - E9 7a | 30 | 5.13b |
8a+ | 10- | E7 7a - E10 7a | 31 | 5.13c |
8b | 10 | E8 7a - E10 7a | 32 | 5.13d |
8b+ | 10/10+ | E8 7a - E11 7a | 33 | 5.14a |
8c | 10+ | E9 7b - E11 7a | 34 | 5.14b |
8c+ | 11- | ? | 35 | 5.14c |
9a | 11 | ? | 36 | 5.14d |
9a+ | 11+ | ? | 37 | 5.15a |
9b | 11+/12- | ? | 38 | 5.15b |
9b+ | 12- | ? | 39 | 5.15c |
9c | 12 | ? | 40 | 5.15d |
* De moeilijkheidswaardering van een route heeft betrekking op de gehele route. Ze is een resultante van de individuele passages en de moeite die het kost om ze met elkaar te verbinden. Het is niet altijd duidelijk of een route op de onsight of de rotpunkt is gewaardeerd. In veel gebieden claimt men dat de route op de onsight is gewaardeerd, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is.
** De dubbele waardering (bijv. E7 6b) bestaat uit de 'adjective difficulty' en een cijfer+letter voor de maximale technische (boulder)passage die je op de route zult vinden. Een vergelijking van de UK-schaal met andere moeilijkheidsschalen is erg lastig. In de adjective grade worden allerlei moeilijk te kwantificeren factoren betrokken die invloed op de waardering hebben. De UK-schaal is voor de hogere moeilijkheidsgraden vanaf E8 puur theoretisch. Dit soort routes wordt namelijk (nog) niet onsight geklommen, terwijl de waardering wel voor een onsight is.
*** De UIAA-waardering kan ook met Romeinse cijfers geschreven worden.
Boulderen werd pas echt populair rond het jaar 2000. Er zijn mede daarom minder schalen om de moeilijkheid van routes aan te duiden in omloop. De belangrijkste schalen die gebruikt worden zijn de Amerikaanse V-schaal en de Fontainebleau-schaal. In Groot-Brittannië wordt (werd) gewerkt met een afgeleide van de Amerikaanse schaal die bij de makkelijkere boulders ietsjes afwijkt.
VS/Sherman | Bleau | UK |
VB | 3 | |
V0- | 4- | |
V0 | 4 | B1 |
V0+ | 4+ | B2 |
V1 | 5 | B3 |
V2 | 5+ | |
V3 | 6A | B4 |
6A+ | B5 | |
V4 | 6B | |
6B+ | B6 | |
V5 | 6C | |
6C+ | ||
V6 | 7A | B7 |
V7 | 7A+ | B8 |
V8 | 7B | |
7B+ | ||
V9 | 7C | B9 |
V10 | 7C+ | B10 |
V11 | 8A | B11 |
V12 | 8A+ | B12 |
V13 | 8B | B13 |
V14 | 8B+ | B14 |
V15 | 8C | B15 |
V16 | 8C+ | V16 |
V17 | 9A | V17 |
Meer lezen?
Een goed overzicht van de ontwikkeling van de diverse schalen kun je op Wikipedia vinden.
's Werelds moeilijkste boulders en routes worden bijgehouden op: