Bij boulderen en klimmen wordt vaak gedacht dat je erg sterk moet zijn, maar is techniek het sleutelwoord?
Als je een ervaren klimmer een route ziet klimmen, ziet het er vaak makkelijk en soepel uit. Deze klimmer beheerst waarschijnlijk een aantal klimtechnieken. Hieronder lees je over de belangrijkste klimtechnieken voor zowel sportklimmen als boulderen. Wil je deze technieken goed leren, volg dan een training of cursus.
Een van je belangrijkste lichaamsdelen bij het klimmen zijn je voeten. Je haalt de kracht bij klimmen voornamelijk uit je benen en dan is het belangrijk dat je voet goed staat. Probeer als je je voet op een greep plaatst, de voorkant van je schoen waar je grote teen zit op de greep te zetten. Hierdoor kun je vrijer bewegen want je voet kan op de greep draaien.
De spieren in je armen zijn vaak de zwakke schakel; je benen houden het veel langer vol. Om zo lang mogelijk plezier te hebben van de kracht in je armen wil je proberen zo veel mogelijk met gestrekte armen klimmen. Dat betekent dat je vaker dan je misschien zou denken beter een stukje door je benen kan zakken zodat je je armen kunt strekken én dichtbij de wand kunt blijven. Let op dat je daarbij wel je schouderspieren gebruikt. Als je in 'gehele' onspanning in je schouders gaat hangen kan dat blessures veroorzaken.
Net zoals bij lopen, verplaats je telkens je everwicht naar de voet die tijdens je klimbeweging blijft staan. Als je je lichaamszwaartepunt (net onder je navel) boven je voet(en) houdt, hoef je minder met je armen te compenseren. In de praktijk betekent dit dat je probeert je heupen dicht bij de wand te houden. Dat doe je door bijvoorbeeld je knieën naar buiten of naar een kant te draaien. Hoe complexer de klimbeweging, hoe moeilijker is om lichaamszwaartepunt boven je voeten te houden.
Als je tijdens het klimmen twee ledematen aan dezelfde kant los hebt (dus je rechterhand en rechtervoet of linkerhand en linkervoet) en de andere kant heb je aan de wand, is het soms zo dat je als een deur met 2 scharnieren uit de wand draait. Bij de wand blijven is haast niet mogelijk of kost heel veel kracht. Om zo'n open deur te voorkomen, probeer je tegengestelde ledenmaten op de wand te krijgen door een hand- of voetwissel. Dit zorgt voor evenwicht.
Soms heb je een klimbeweging die heel delicaat is. Denk aan een voetwissel op een hele kleine greep. Dan zal je waarschijnlijk een rustige gecontroleerde beweging maken. Dit soort bewegingen noemen we statische bewegingen. In veel andere gevallen valt er veel te zeggen voor dynamisch bewegen. Tijdens een dynamische beweging, maak je gebruik van snelheid en probeer je die snelheid mee te nemen naar de volgende beweging. Daarmee hoef je niet telkens een beweging opnieuw in te zetten vanuit stilstand. Door de snelheid houd je meer energie over.
In de overhang is het lastiger om dichtbij de wand te blijven dan op de rechte wand. De zwaartekracht trekt je naar beneden en van de wand af. Om toch dicht bij de wand te blijven kun je indraaien. Indraaien gaat uit van dat je heup dicht tegen de wand aan geplakt is en dat beide benen aan een kant van je lijf zijn geplaats. Een voorbeeld om de techniek te illustreren. Je hebt je linkerheup tegen de wand. Je linkervoet staat op een tree onder je handgreep die je met je rechter hand vast houdt. je vrije voet (in dit geval je rechter) zet je op een tree voorbij je linkervoet. Door je linkervoet te strekken en je rechterarm gestrekt te houden ga je als een pendel omhoog. Met je linkerhand kun je de volgende greep pakken.
Handig joh, die voeten! Je kunt ermee staan,duwen en trekken, maar met die voeten kun je nog meer. Door je tenen achter een greep of de zijkant van een wanddeel te haken, kun je veel stabiliteit creëren. Hetzelfde kan met je hak. Let er bij beide technieken op dat je je voet actief aanspant. Zonder spierspanning blijft de haak niet zitten.
Wil je je techniek verbeteren tijdens een cursus of training, neem dan contact op met je klimhal of boulderhal.
klimhallen in Nederland boulderhallen in Nederland