Hoe is sportklimmen eigenlijk ontstaan? Waar komt het vandaan? Lees er alles over in dit artikel.
De klimsport is als sport aan het einde van de negentiende eeuw ontstaan als trainingsvorm voor het beklimmen van de hoge bergen in de Alpen. Omdat het klimmen op de rotsen dicht bij huis een stuk bereikbaarder was qua tijd en mogelijkheden dan de verre Alpen ontwikkelde de sport zich al snel in Europa als zelfstandige sport. En natuurlijk ontdekte men ook dat het klimmen of klauteren als zelfstandige activiteit net zo leuk, of zelfs veel leuker, was dan het bewandelen van de hoge bergen. Beroemd is de uitspraak van de bekende Franse klimmer Pierre Alain dat hij er naar uit zag eindelijk weer eens echt te klimmen in Fontainebleau (vlak bij zijn woonplaats Parijs) nadat hij de eerstbeklimming van de Noordwand van de Petit Dru in het Montblanc-massief had gedaan in 1935. Natuurlijk was de uitspraak bedoeld om de zich te serieus nemende alpinisten te stangen, maar er zat een kern van waarheid in. Klimmen om de moeilijkheid, klimmen om de puzzel die de rots je biedt te ontcijferen, klimmen om te kijken wat je zelf kan of durft - het werd voor steeds meer mensen een hobby die vanaf de jaren '70 een enorme ontwikkeling kende. Belangrijke centra van de ontwikkeling van de sport waren onder meer te vinden in Duitsland (het Elbsandstein), Groot Brittannië (Peak District en de Lakes) en Frankrijk (Fontainebleau).
Het klimmen van routes had in eerste instantie het doel heelhuids boven te komen. Het materiaal waren dusdanig dat een val uitgesloten was en alleen echte durfals waagden zich in de steilste wanden. Pas vanaf de jaren '60 waren er materialen (waaronder gordels en touwen) die zo veilig en betaalbaar waren dat er zonder gevaar voor eigen leven gevallen kon worden. Klimmen was echter beperkt tot die wanden die voldoende houvast, gaten en spleten boden om stalen haken of mobiele zekeringen in te plaatsen. Veel rotswanden waren te compact, te steil en te ongenaakbaar om in de traditionele klimstijl beklommen te worden.
Pas halverwege de jaren '70 kwam men op het idee om de expansie(boor)haak als middel te gebruiken om gladde rotswanden van solide en betrouwbare beveiliging te voorzien. Deze haken waren niet bedoeld voor de voortbeweging, maar enkel en alleen ter beveiliging van de zelfstandig omhoog klimmende klimmer. Vallen werd nog veiliger, al liet de kwaliteit van de haken en de afstand er tussen nog te wensen over. Toen de eerste accuboorhamers op de markt kwamen was het hek van de dam. Het plaatsen van haken werd een makkie, de afstanden tussen haken werden kleiner en de klimsport werd voor een groot publiek bereikbaar.
Foto: Alpien rotsklimmen
Klimmen werd hierdoor van randactiviteit langzaam aan steeds meer een mainstream sport. In de 20 jaar tussen pak 'm beet begin jaren '70 tot begin jaren '90 was het maximale klimniveau van ongeveer 6b/c naar 9a omhoog gegaan, en was uit de diverse klimstijlen een manier van klimmen uitgekristalliseerd die tot doel had een route in één keer, zonder te rusten naar boven te klimmen. Al dan niet de eerste keer dat je de route doet (on-sight of flash), dan wel na een aantal pogingen (Rotpunkt). De sport was volwassen geworden.
Al heel vroeg ontwikkelde het boulderen zich naast het rotsklimmen als afzonderlijke discipline. Als iemand een uurtje tijd had kon hij op de fiets, te voet of per trein naar de dichtstbijzijnde rotsen en gaan oefenen of trainen. Vreemd genoeg werd boulderen wereldwijd pas echt populair vanaf ongeveer het jaar 2000. Inmiddels lijkt het indoor boulderen hard op weg te zijn om het klimmen van routes in te halen als populairste tak van de indoor klimsport. Vreemd is het niet. Voor veel mensen is het een veel socialere vorm van de klimsport of van de fitness met puzzel- en spelelementen. Zonder dat je afspraken met klimmaatjes hoeft te maken kun je met een slechts een uurtje vrije tijd toch al naar de boulderhal.