Ticino is de naam van het meest zuidelijke kanton van Zwitserland. De Italiaanse naam (Tessin in het Duits en Frans) bevestigt gelijk het vermoeden dat in deze regio de Italiaanse invloed altijd hoorbaar, zichtbaar en voelbaar is.
Ticino is een regio vol contrasten. Van ruige bergen in het onherbergzame noorden tot lieflijke bergvalleien en blauwgroene meren in het subtropische zuiden. Er groeien zelfs palmen en citrusbomen in de regio. Maar liefst driekwart bestaat uit natuur. Hoewel de bergen in Ticino niet de bekendheid hebben van de massieven in de andere Zwitserse kantons, is de Alpenwereld ook hier een paradijs voor bergliefhebbers. Het is immers heerlijk om bergsport of wintersport te combineren met de ruimte en rust, de authentieke dorpjes en hun bewoner en de zuidelijke charmes van de meren. Opvallend is dat Ticino nog niet echt ontdekt is door het massatoerisme. Hierdoor is het een heerlijk gebied voor bergwandelaars en -sporters die houden van ruimte en rust en van authentieke dorpjes en hun bewoners. En dit alles in combinatie met een zuidelijk zonnetje!
In de Tessiner Alpen vind je verscheidene toppen boven de 3000 meter. De Rheinwaldhorn (3402m) is de hoogste berg in het kanton. Uitvalsbasis voor een hike naar de top is de Capanna Adula hut op 2393m hoogte. Een langere route start bij de Läntahütte , boven in het Valsertal. Iets minder hoog is de Basòdino (3273m), die grenst aan de Valle Formazza. Vertrekpunt voor een trektocht is de Capanna Basòdino hut bij de kabelbaan van San Carlo-Robiei. Monte San Giorgio is een berg, gelegen tussen de armen van het Luganomeer en staat op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Hier kom je alles te weten over de historische vondsten.
Berghutten verbinden de vele wandelpaden met elkaar en bieden onderdak aan mensen die een huttentocht ondernemen of dagwandelaars die toe zijn aan iets lekkers.
In de zes bergdalen, waaronder de schitterende Valle Maggia, Valle Verzasca, en Valle Blenio, kun je prachtige en minder zware wandelingen maken. Zoek je het toch liever hogerop, ga dan ook eens wandelen in de omgeving van een van de bergpassen en geniet van grandioze vergezichten. Tussen Ticino en het kanton Uri ligt bijvoorbeeld de bekende Gotthardpas. Maar ook de Lukmanierpas mag niet ontbreken op je lijstje.
Ticino is dus ook echt een merengebied, met als trekpleisters het Lago Maggiore en Lago di Lugano. Ver van de drukte liggen nog andere, meer verborgen pareltjes, zoals het blauwgroene Ritommeer.
Erg grote steden zijn er niet in het kanton. Tegen de berghellingen liggen vooral rustieke dorpjes, veelal opgebouwd in gneis, een soort natuursteen uit de regio.
De grootste stad van Ticino is Lugano, aan het gelijknamige meer. Ook de hoofdstad van het kanton, Bellinzona, is een bezoek waard. Je kunt er de drie kastelen bezoeken maar ook lekker met een ‘gelato’ in je hand over de boulevards flaneren.
De bevolking van Ticino leidde vroeger een zwaar en sober bestaan. In de winter waren grote delen van de regio van de buitenwereld afgesloten. Huizen en stallen voor de dieren werden onder rotsen en in grotten gebouwd. Ze werden ook wel grotto’s genoemd en zijn typisch voor Ticino. Nu wordt de naam grotto gebruikt om eenvoudige restaurants met een eerlijke, lokale keuken aan te duiden. Deze eetgelegenheden zijn erg populair onder de lokale bevolking. Je eet er simpele maar smaakvolle Italiaanse gerechten als risotto en gnocci.