Wie in Nederland de klimsport wil beoefenen, is aangewezen op één van de tientallen klim- en boulderhallen. In haar hallentour door Nederland interviewt Roanne van Voorst verschillende klim- en boulderhaleigenaren voor een kijkje in de Nederlandse hallenwereld. De eerste die we uitlichten: Mountain Network.
‘Het is een hele mondvol,’ zegt Leopold Roessingh (45), ‘maar mijn officiële functie is inderdaad ‘operationeel directeur’ bij Mountain Network, ja.’ Het klinkt een beetje verontschuldigend, alsof hij zelf direct moet denken aan zijn eerste kennismaking met het klimmen, op zijn zeventiende in de rotsen van Freyr. Hij was ‘verkocht’, herinnert hij zich daarover. Maar hij had vast niet voorzien dat hij nu honderdvijftig medewerkers zou aansturen van in totaal zeven Nederlandse klim- en bouldercentra, een locatie in de Ardennen en een reisafdeling die ski- en bergsportreizen organiseert. En de grootste groei moet nog beginnen.
Foto: Johan (achter) en Leopold (voor) in de bergen
‘In de tijd dat ik begon met klimmen waren er nog niet echt klimhallen, dus klimmen deed je gewoon buiten’, vertelt hij. ‘In Freyr ontmoette ik oprichter van Mountain Network Johan Cavé, die organiseerde daar sinds 1988 klimcursussen en in de Franse Jura langlauftrektochten. Oorspronkelijk is Johan zelfs nog begonnen met berggids Robert Steenmeijer, vanuit een zolderkamertje bij Robert thuis. Later is hij zelfstandig gaan werken en verdiende hij zijn eerste geld met het ´s nachts op de naaimachine maken van bodywarmers, gamaschen en tweedehands klimmaterialen die hij verkocht aan klimmers.’ De naaimachine en klimmaterialen had hij gekocht met een lening van zijn ouders van tweeduizend gulden. Vijf jaar later waren de activiteiten van ´Johan Cavé Bergsport´ zo gegroeid dat er eigenlijk een kantoor met opslag nodig was. Dat kantoor kwam er, met daarbovenop een klimhal: op 1 januari 1994 was Cave Klimcentrum Nieuwegein een feit.
‘En in die hal ging ik werken als instructeur,’ vertelt Leopold. Hun samenwerking zou niet meer stoppen, bouwde zich uit, werd gelijker.
In 1997 volgde er een locatie in Arnhem – de plek waar nu nog steeds het hoofdkantoor zit, en waar de stafmedewerkers hun werkplekken hebben. De volgende hal startte in Heerenveen, in Dordrecht, in Amsterdam, in Leeuwarden…. Leopold noemt ‘zijn’ hallen rap op, klinkt onverdeeld trots als hij van iedere hal de specificaties benoemt: ‘Onze hal in Amsterdam is een topsportlocatie, waar het Nederlandse team klimt en waar we elke avond koken voor de 130 atleten die in het gebouw wonen. Een paar van hen zijn klimmers; die zijn erg blij met de 8A’s en moeilijkere routes, die ze in de hal vinden. Nikki van Bergen woonde er jaren, en zij had de sleutel van de hal – zo kon ze letterlijk dag en nacht trainen.’
Foto: De 'eretribune', Mountain Network Amsterdam
Naast de ‘Eretribune’, zoals de Amsterdamse Mountain Network wordt genoemd, bezit Mountain Network in Arnhem een heel grote boulderhal, Rijnboulder: ‘met twee verdiepingen en een groot restaurant met wel honderd plaatsen, waar mensen pizza kunnen eten uit onze houtgestookte oven die we uit Italië hebben geïmporteerd. En we hebben een afdeling die skireizen, trektochten, cursussen en expedities verzorgt. Daarin werken we samen met berggids Jelle Staleman, die hier mede-eigenaar van is. O ja, en we hadden ook nog een tijdje een hal in Wageningen, maar die liep tijdens een hevige onweersbui zoveel schade op dat we die weer hebben moeten sluiten.’
De nieuwste telg is Noardwand, in Leeuwarden. ‘En dat is een heel bijzondere hal, want daar komen alle disciplines van het klimmen bij elkaar. Je kunt er topropen, maar voorklimmen staat er centraal – uit mijn hoofd is zo’n zestig a zeventig procent van de hal ingericht op het voorklimmen. We hebben er ook de eerste officiële speedwand van Nederland, een boulderruimte, een buitenklimwand, je kunt er abseilen…. En we hebben er iets dat Clip & Climb heet, heb je dat weleens gedaan?’
Het ‘dat’ waar Leopold naar verwijst blijkt een recreatieve activiteit te zijn, waarbij je klimt op kunststof elementen van maximaal elf meter hoogte, waarbij je gezekerd wordt door automatische zekersystemen. ‘Superveilig dus’, vat Leopold samen, ‘heel toegankelijk voor mensen die nooit eerder klommen. Er komen veel kinderen op af, maar voor volwassenen is het ook erg leuk, want je doet allerlei opdrachten: lampjes volgen, een wedstrijdje speedklimmen, een verre sprong maken naar een kussen op een bepaalde hoogte, of springen van paal naar paal…Het is eigenlijk een soort apekooien, maar dan op hoogte!’ Leuk voor een vrijgezellenavond of een kinderfeestje, legt hij uit, maar voor Mountain Network ook een manier om meer mensen aan het klimmen te krijgen.
‘Wat wij proberen, is klimmers van begin tot het eind aan de hand te nemen. Voor absolute beginners is er Clip & Climb, en als mensen dat erg leuk vinden, leren we ze topropen. Daarna kunnen ze bij ons leren voorklimmen, en daarna kunnen ze met ons mee op klimreis, bijvoorbeeld in de Ardennen, waar we heel regelmatig cursussen verzorgen, of mee op expeditie in hogere gebergten. Of ze gaan meedoen aan wedstrijden, en bijvoorbeeld meetrainen in onze Mountain Club voor jonge talenten, die we soms ook sponsoren.’ Dat traject – van beginner naar ervaren of zelfs professioneel klimmer – is waar Mountain Network voor staat, benadrukt Leopold. ‘we willen alle facetten van de klim-en bredere bergsport onder hetzelfde dak aanbieden, en zo mensen vanaf het begin aan de hand meenemen en inspireren. We hebben klanten die ooit bij ons een beginnerscursus deden, en nu meegaan naar Mount Everest of de Denali. Dat is toch fantastisch?’
Het is ook een zakelijke strategie, geeft hij toe. Want anders dan bij een boulderhal, die vaak op een industrieterrein of een andere zogenoemde B-locatie wordt gebouwd, is het bouwen van een nieuwe klimhal een enorme investering. Daarbij is het boulderen enorm in opkomst, en hoewel ook steeds meer mensen de weg naar een klimhal weten te vinden, is de groei daar toch minder spectaculair. ‘Een klimhal is moeilijker te exploiteren dan een boulderhal’, legt Leopold uit. ‘Dus je bent gewoon genoodzaakt om goed na te denken over een verdienmodel, al klinkt dat begrip veel commerciëler dan hoe ik het nu bedoel. Je wilt overeind blijven, en dat betekent voor een organisatie zoals de onze, dat we heel dichtbij de ontwikkeling van de sport proberen te blijven, en proberen daarin mee te gaan.’
Foto: Mountain Networks enige boulderhal RijnBoulder in Arnhem
Een manier om dat te doen, is dus door het klimmen toegankelijker te maken voor nieuwelingen. Een activiteit als Clip & Climb maakt dat mogelijk. Een andere manier om het klimmen aantrekkelijk te maken en interessant te houden, is door het voorklimmen centraler te stellen, gelooft Leopold. ‘Wij zien dat Nederland momenteel nog een unieke positie heeft, omdat we hier vooralsnog vooral toprope klommen. In landen als Duitsland en Oostenrijk trainen mensen voor het buiten klimmen: daarom leert iedereen in een hal standaard om voor te klimmen. In Nederland is lead-klimmen een aparte tak van sport, veel mensen die in een hal komen beginnen er niet aan.’
Daar zien Leopold en zijn partner Johan een kans: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat het voorklimmen hier verder kan en moet professionaliseren, en willen de komende jaren onze hallen daar ook steeds meer op gaan inrichten.’
In Noardwand is dat al het geval: ‘Overal hangen setjes, je kunt op heel veel plekken inklikken, en bovenin hebben we een nieuw, extreem veilig ankersysteem hangen: een Edelrid topper station. Dat is een omlooppunt waarin je je touw klikt, waarna het dat touw als het ware vastzet zodat je niet meer per ongeluk kunt uitklikken – daarna is het een toprope geworden. In het verleden ging dat weleens mis bij klimhalongelukken. ´Op deze manier maken we voorklimmen extra veilig, en daardoor toegankelijker voor meer klimmers.’
Foto: Apekooihal Noardwand in Leeuwarden
Veel meer klimmers, als het aan hem ligt. ‘Onze hal in Nieuwegein gaat straks plat, en we zijn momenteel bezig met een nieuwe locatie. Die wordt 8 tot 9 keer groter: we ontwikkelen er een nationaal berg- en klimcentrum, en ook een topsportcentrum.’ Inclusief een beginnersplein met recreatieve elementen, en mogelijk zelfs een wedstrijdhal die voldoet aan de internationale eisen en nieuwe woonplekken voor klimmers.’
Hij kan niet wachten, dat is duidelijk. ‘We maken een professionaliseringsslag, en dat klinkt misschien te commercieel voor de oude klimmersgarde. Die balen soms dat wij meer mensen mee naar buiten willen nemen, zij vinden het al te druk bij de rotsen of in Nederlandse klimhallen. Maar ja, denk ik dan: zij zijn ook ooit meegenomen naar buiten, iemand heeft hen ook die allereerste keer leren klimmen. Dat gunnen we dan toch ook aan de nieuwe generatie klimmers? Iedereen mag van deze sport genieten, zoals wij dat zelf ook doen.’