De Aiguille Verte, een van de meest majestueuze toppen in het Mont Blanc massief, bleek de perfecte laatste training ter voorbereiding op de expeditie.
Dennis, mijn klimpartner, verdwijnt om de hoek achter Regien aan, terwijl Niek en ik op de standplaats staan te zekeren. Het is lange tijd stil. Af te lezen aan de minimale hoeveelheid touw die we uitgeven, komen onze klimpartners maar langzaam vooruit. Er ligt veel poedersneeuw, waarin ze weinig grip vinden en moeilijk een standplaats kunnen maken. Er komt een twijfelende uitroep met de vraag of we wel goed zitten: we hadden verwacht inmiddels wel het firngedeelte, de grofkorrelige substantie bestaande uit een sneeuw en ijs, van het couloir te bereiken. Later blijkt dat we wel degelijk goed zitten, maar stevige firn gaan we tijdens onze beklimming van het Y-couloir op de Aiguille Verte niet vinden.
Tekst: Anniek Verschuur
De Aiguille Verte is een van de meest majestueuze toppen in het Mont Blanc massief, een berg die als je het dal van Chamonix in komt rijden meteen opvalt. Gaston Rebuffat – de Franse alpinist die als eerste de zes grote noordwanden in de Alpen klom – schreef ooit over de Verte: ‘It is on the Verte that you become a mountaineer.’ Een perfecte voorbereiding dus op onze expeditie.
Het Y-couloir is een opvallende lijn op de zuidwestwand van de Verte. We bivakkeerden een paar dagen onder de Aiguille du Midi, in de Vallée Blanche, en hebben het Y-couloir toen goed kunnen bekijken. Zo zagen we dat het in zijn geheel gevuld is met sneeuw. Toch is het vooraf altijd gissen hoe de condities zullen zijn, na een droge winter met recent een behoorlijke hoeveelheid verse sneeuw.
Vanuit Chamonix nemen we het Montervers treintje omhoog. Met onze klimuitrusting vallen we op tussen de toeristen die de snel terugtrekkende Mer de Glace komen bekijken. Via de gletsjer en lange trappen over de rots bereiken we Refuge de la Charpoua: een kleine berghut die in de zomer bemand is door een huttenwaard die lekker schijnt te koken voor zijn gasten. Vannacht zijn we de enige en eten we onze gevriesdroogde maaltijden uit een zakje. Na een korte nacht vertrekken we om 4 uur en vinden we in het licht van de maan onze weg over de Charpoua-gletsjer.
Bij het eerste licht staan we onderaan de route. We besluiten de alternatieve instap wat verder naar rechts te nemen, omdat daar meer ijs lijkt te zitten. Met drie touwgroepen – Regien en Niek, Michiel en Noor en Dennis en ik – moeten we bij de start op elkaar wachten. In de eerste lengtes komen we mooi ijs tegen. Al snel voel ik mijn kuiten branden. Na een steile lengte die eindigt in de sneeuw kiest Niek ervoor naar links af te buigen. Regien en Dennis klimmen van de standplaats een stukje door de rots om vervolgens om de hoek te verdwijnen. Achteraf blijkt dat dit de goede keuze is. Na een traverse door de sneeuw komen we duidelijk in het hoofdcouloir terecht, dat later zal splitsen. Het uitzicht op de Mont Blanc is ondertussen fantastisch.
Na de traverse volgen we het couloir verder omhoog. Het terrein wordt wat makkelijker dan het eerste deel, waardoor we veel simultaan klimmen. Na enkele lengtes komen we in de zon terecht, en dat is direct voelbaar: de sneeuw is zacht en de warme laagjes kleding moeten uit. Het klimmen door de zachte sneeuw is zwaar, bij elke stap zakken we diep weg. We zigzaggen door het couloir omhoog om in de rots goede tussenzekeringen te kunnen leggen. Ondanks het harde werken is het genieten om in zo’n geweldig landschap, op zo’n majestueuze berg, zo’n markante lijn te klimmen.
Hoewel er door het hele couloir sneeuw ligt en de verschillende korte ijslengtes ondanks de droge winter en het warme weer nog voldoende ijs bevatten, kunnen we stellen dat de condities niet optimaal zijn om te klimmen. Het is uiteindelijk al tegen 6 uur ‘s avonds als Dennis en ik op de top van de Aiguille Verte staan. De wind blaast er hard overheen maar we vinden een plekje uit wind om op de rest te wachten en ons voor te bereiden op de afdaling. Er is namelijk geen makkelijke afdaalroute op de Verte. De afdaling door het Whymper-couloir wordt aangeraden in de nacht, als het koud genoeg is om het steenslaggevaar te verminderen.
Michiel heeft de hele weg met zijn ski’s op zijn rugzak geklommen en tot zijn grote vreugde kan hij het bovenste deel van het Whymper-couloir skiën. Inmiddels gaat de zon onder en hoewel het een prachtige zonsondergang is, blijven we vooral aan het werk: we moeten zo’n 13 tot 15 abseils maken om terug op de gletsjer te komen. We zijn inmiddels uren onderweg, het abseilen vraagt veel concentratie en het is hard werken om elke keer het touw uit te hangen. Als Noor en ik samen op een standplaats staan te wachten op het commando ‘touw vrij’ is het moment daar om ons hardop af te vragen: ‘Waarom doen we dit ook alweer?’
Eenmaal op de gletsjer volgt nog een flinke tippel op onze sneeuwschoenen naar de hut. Om de beurt vragen we om een pauze om een losgeraakte sneeuwschoen weer vast te maken, terwijl de rest vermoeid over wandelstokken gebogen staat. Moe en voldaan komen we midden in de nacht in Refuge Couvercle aan, van waaruit de eerste touwgroepen alweer vertrekken om het Whymper-couloir omhoog te klimmen.
De condities maakten het een uitdaging om het Y-couloir te klimmen – onze laatste route tijdens onze laatste trainingsweek voor de expeditie. Ook tijdens de expeditie zullen de condities onzeker zijn en zullen we geen topo of routebeschrijvingen hebben om ons in te lezen. Een betere voorbereiding hadden we misschien niet kunnen hebben.