MENU

Delfts Bleau: boulderen in de box van Pandora

Wie in Nederland de klimsport wil beoefenen, is aangewezen op één van de tientallen klim- en boulderhallen. In haar hallentour door Nederland interviewt Roanne van Voorst verschillende klim- en boulderhaleigenaren voor een kijkje in de Nederlandse hallenwereld. Nu onder de loep: Delfts Bleau

De internationale jeugdwedstrijd die hij sinds twee jaar organiseert in Delfts Bleau is net achter de rug, maar veel tijd voor echte rust in de tent is er niet, want vandaag moeten er alweer nieuwe boulders worden ingeschroefd. ‘Vrijdag is onze standaard bouwdag,’ legt eigenaar Sander ter Steege (48) uit, ‘dan creëren we een heel nieuw circuit. Vandaar dat ik even naar buiten ben gelopen om met jou te bellen – binnen wordt er nu volop gebouwd.’

Binnen – daar is de boulderhal die hij liefkozend weleens de ‘box van Pandora’ noemt. Sander legt zijn vergelijking met de bekende mythe als volgt uit: “Delfts Bleau is van binnen heel gezellig en mooi, vind ik, maar het zit in een oud, ietwat shabby pand van de vroegere Nederlandse Kabelfabriek.” Omdat de hal geen eigen buitendeur heeft, komen bezoekers eerst binnen in de algemene, wat donkere hal van het pand – nieuwelingen zullen zich afvragen waar ze nu weer beland zijn, en waar er hier geklommen kan worden. Tot ze een tweede deur openen: “dan vinden ze bijna 1500 vierkante meter aan boulderruimte, met een plafond van twaalf meter hoog, met lichtstraten en grote stalen balken... Het is hier industrieel, maar wel sfeervol.” Dat komt doordat er middenin die grote ruimte tafeltjes en stoelen staan, waarop klimmers zitten te rusten, een kop koffie of een biertje drinken of wat eten. “Je bent echt onderdeel van het klimmen op zo’n moment”, vertelt Sander enthousiast. “Ik wilde hier het gevoel uit Fontainebleau her creëren. Daar ga je toch ook met een groepje boulderaars ergens op de grond of de rots zitten om te lunchen of te hangen tussen het klimmen door, en dan zie je andere mensen om je heen klimmen.”

Soloproject

Dat soort beslissingen – over het uiterlijk en de sfeer van de hal – maakte hij in zijn eentje, toen hij de hal opende in september 2012 – Delfts Bleau was daarmee de vierde boulderhal in Nederland. En anders dan bij de meeste andere hallen, startte Sander het bedrijf niet samen met een of meerdere partners, maar helemaal alleen. “Ik heb voor ik de sprong waagde wel gesproken met potentiele partners, maar ik kreeg bij geen van hen het gevoel dat ze er echt voor wilden gaan. Aangezien ik in die tijd al lang zelfstandig ondernemer was” – hij werkte als zelfstandig IT-consultant, “had ik daardoor vrij sterke ideeën over wat ik wilde in een boulderhal, en hoe ik dat voor elkaar wilde krijgen.” Te sterk voor een samenwerking misschien wel, want na enkele oriënterende gesprekken voelde hij: ik moet het zelf doen, op mijn eigen manier. En ook: als ik het nu niet doe, gebeurt het niet meer.

“Ik heb toen een ondernemersplan geschreven en stapte daarmee naar allerlei banken. Maar ja, het was 2011, we bevonden ons middenin de financiële crisis, en boulderen was nog niet een activiteit waarvan banken geloofden dat het geld zou opleveren.” Hij kreeg dus nul op zijn rekest. “Nou ja, toen heb ik mijn eigen geld er maar ingestoken”, zegt hij monter. “Ik had als ZZP-er wat pensioen opgespaard, en dat was net genoeg om te kunnen starten.” Was dat niet eng, vraag ik? “Een beetje”, grinnikt hij, “maar ik geloof al jaren dat je beter spijt kunt hebben van iets dat je gedaan hebt, dan van iets dat je niet hebt gedaan.”

Wedstrijden

Hij deed het, dus, op zijn manier, en die manier vat hij samen als: “superveilig, professioneel voor de top en met extra mogelijkheden voor de talentvolle jeugd, maar vooral ook toegankelijk voor beginners en mid-level klimmers.” Dat eerste kernwoord – superveilig – uit zich in een beleid dat volgens Sander strenger is dan in andere hallen. “In de meeste hallen gelden ongeveer dezelfde veiligheidsregels, maar wij zijn voor zover ik weet de enige hal die daadwerkelijk actief controleren of die ook worden nageleefd. Bij ons is het bijvoorbeeld zo, dat als je niet aan het boulderen bent, je ook niet op de mat mag staan en daar word je ook op aangesproken.” De voornaamste reden voor dat strenge beleid is dat het zo veilig sporten blijft voor iedereen, inclusief beginnende klimmers, die misschien nog niet zo handig zijn met afspringen of vallen.

De focus op professionaliteit uit zich in het feit dat Delfts Bleau een partnerhal van de NKBV is, met als hoofdroutebouwer bondscoach Michiel Nieuwenhuijsen. “Hij was er vanaf het begin bij, en bouwt hier gelukkig nog steeds.” Sommige van die boulders zijn zo hard, dat alleen de leden van het Nederlands team erdoorheen komen: “Die trainen elke maandag bij ons, samen met Michiel. Ze beginnen iets voor openingstijd en zijn dan nog bezig als de eerste andere klanten binnenkomen.” En tussen die klanten zitten ook behoorlijk goede boulderaars, geeft hij aan: “we hebben hier over het algemeen een vrij uitgebalanceerde mix van beginnende, en hele goede boulderaars. Hoewel ik je niet zou kunnen uitleggen waarom het zo is, lijkt het erop alsof er erg veel extreem getalenteerde boulderaars uit deze omgeving komen.”

Jeugdwedstrijd

Voor de jonge talenten is er genoeg te doen, zeker sinds Sander voor hen een internationale jeugdwedstrijd organiseert. “Daar hebben we het de afgelopen weken enorm druk mee gehad, want logistiek gezien is zo’n wedstrijd een enorme taak. Je moet bijvoorbeeld nieuwe grepen kopen of lenen, de wanden moeten deels leeg worden gehaald en na het evenement ook weer gevuld; je hebt goede internationale bouwers nodig, juryleden, er moeten uiteraard ook deelnemers geworven worden en er moesten vier dagen achter elkaar boulders worden gebouwd…” – daarvoor werden drie bouwers uit andere landen ingehuurd, die uiteraard ook allemaal moesten worden voorzien van materialen, eten en een slaapplek. Maar: het was het waard, want “het was helemaal super! Vorig jaar hadden we nog maar zestig deelnemers en waren het er relatief weinig uit het buitenland, maar nu hadden we bijna 130 inschrijvingen uit zestien verschillende landen.” Het hele Belgische nationale team was er bijvoorbeeld, met 26 deelnemers, en ook het Noorse jeugdteam, en veel Britse klimmers.

Het idee voor de wedstrijd is geïnspireerd op buitenlandse laagdrempelige competities voor volwassenen, zoals The CWIF in het Britse The Climbing Works, en Studio Bloc Masters in Duitsland. Sander wilde zoiets organiseren, maar dan voor de jongere klimmers. “Want jongeren mogen vaak wel meedoen aan de volwassenen-wedstrijden, maar zijn dan zelden al goed genoeg om in de finale terecht te komen. En het is natuurlijk ontzettend gaaf om als jong teamlid mee te kunnen doen aan zo’n wedstrijd, en om dan andere talentvolle klimmers te kunnen ontmoeten. Dat leek me nou zo bijzonder en inspirerend voor ze.”

Nu de wedstrijd weer achter de rug is, gaat de fanatieke jeugd direct weer aan de bak: “we hebben een grote jeugdgroep met ruim honderd leden.” Een flink aantal van hen startten toen ze zes of zeven waren, en zijn nu een jaar of twaalf. Die klimmen zeker de helft van de volwassen eruit, gok ik? “Dat zeker”, grinnikt hij. “Kom maar eens langs hier, dan kun je het zelf zien.”