Ik gooi de vijf wollen dekens van me af, trek mijn skischoenen aan en stap naar buiten. Er staat een ijzig windje, maar de hemel is kraakhelder. Het licht van de maan schijnt op de steile bergen, die wit zijn van de sneeuw. Ondertussen wordt binnen in het winterhutje boven Villars d’Arène de Jetboil aangestoken om water te koken voor de thee en een ontbijt. Met hoofdlampjes op onze hoofden en dampende mokken voor onze neus worden we langzaam wakker.
Door Regien Winnubst
We zijn de dag ervoor aangekomen in de Ecrins. Wat staat er deze week op het menu van de Expeditie Academie? Een week ijsklimmen! Met Bas, Court, Boris, Sjoerd en Jeffrey zat ik in het organisatieteam ‘Ice ice ice baby’ en ik zal je vertellen, het was een flinke puzzel om te besluiten waar we in hemelsnaam ijs konden vinden in de Alpen met temperaturen die eerder leken op het begin van een zonnige zomer. En als er al ijs was, waar konden we met twaalf man in een huisje slapen en koken zonder de hoofdprijs te betalen? ‘Waar gaan we heen?’ werd de meest gestelde vraag in de maand voor vertrek. Tot op het laatste weekend voordat we vertrokken bleef het spannend. Door A-klasse speurwerk van Bas vonden we, jawel, een huis in niets minder dan het Fort van Mont-Dauphin en kansen mooi te kunnen ijsklimmen in de Ecrins!
De nieuwe meest-gestelde vraag werd dan ook: ‘Wat gaan we morgen doen?’ Het leek erop dat het de eerste drie dagen grand beau zou zijn. Een blauwe lucht, weinig wind en een stabiel sneeuwdek. Daarna zou er een dikke lading sneeuw vallen. Gas op die lolly dus – zoals we dat zeggen - om zoveel mogelijk te profiteren van de mooiweerdagen. Binnen een paar uur na het ontbijt zaten we met ‘team skifahren’ in de auto richting La Grave.
In verband met de warmte was het plan om met een deel van het team hogerop te zoeken naar ijs. In de verlaten vallei van Villars d’Arène ligt een prachtige hut die gedeeltelijk in de winter open is. Er was op internet niet veel informatie te vinden over de condities in de vallei. Alleen dat een prachtige lijn die ik in 2016 al eens probeerde – ‘Louise Fine’ naar de Pointe Louise – niet in conditie was. Pionieren dus! Met de skies onder onze voeten konden we de vallei ontdekken.
Met het scherpe oog van Michiel kozen we een wand die op het noordoosten lag en alleen wat ochtendzon kreeg. Dwars door de wand naar de Pic W de Chamoissière loopt het Véronique-couloir, waardoor we onze weg naar boven moesten vinden. Na een vroege start en een paar uur omhoog vellen kwamen we aan bij de rotsige instap. De ski’s werden op de rugzak gebonden, want na de topgraat naar de Pic de Chamoissière zou een mooie afdaling op ski’s te doen zijn.
De eerste 25 meter van het sneeuwcouloir zien er rotsig uit. Valt er wat af te zekeren? Yes! Een mooie plek voor een mephaak en iets hoger een goede camalot. Het kost even wat tijd maar we weten ons door het eerste stuk te manoevreren. Daarna is het flink ploeteren: de sneeuw blijkt zacht te zijn en de spoorders voorop zakken tot hun heupen weg. We waden een weg omhoog. Even later toppen we uit op een mooie brèche en kijken op de graat en een deel van de afdaling die ons nog te wachten staan.
Het graatje van de Pic de Chamoissière ziet er van een afstand indrukwekkender uit dan dat ze uiteindelijk blijkt. We bewegen soepel door sneeuw met afwisselend rotspassages. Een stuk opklimmen, en weer een stuk afklimmen en we staan in de col waar we onze ski’s aan kunnen trekken. Voor Noor en mij is het alweer even geleden dat we op de latten hebben gestaan. Onzeker maken we onze eerste bochten. Onder het motto ‘ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk dat ik het wel kan’ staan we boven het steile stuk. Over de toegepaste technieken zal ik geen woord reppen. We hebben in ieder geval ons doel behaald: beneden komen zonder een been te breken.
De volgende dag ontdekken we het andere deel van de vallei. Wat ziet het er droog uit allemaal! Het doet pijn aan ons hart om de bergen in hartje winter zo grijs en grauw te zien. We klimmen een avontuurlijk couloir met een interessante passage waarbij we ons over een grote vastzittende steen moeten wurmen. Na een vermoeiende afdaling op ski’s - ‘Wraaaa, pizzapunt, pizzapunt, niet vallen, niet vallen’ - komen we tevreden aan bij de auto. Dromerig kijkend uit het autoraam rijden we weer de bewoonde wereld in. In het huisje wordt al druk gekookt. Met een luidkeels ‘Regien!? Wat moet er in de dahl? We hebben alle groenten uit het recept gesneden! Wat nu?” kom ik weer terug in de wereld van de mensen. Wat gaan we morgen doen?