MENU

Crou de Bleintse - Valle d'Aosta

Verrassingen - dat is wat de bergen regelmatig voor ons in petto hebben. Zoals de traverse van de Crou de Bleintse in de uitlopers van de Mont Vélan. Deze bergtocht in Aosta lijkt vrijwel iedereen over het hoofd te zien. Ten onrechte...

Door: Moos Braxhoofden - Oorspronkelijke tekst: Robert Weijdert

Sensationele schittering

Crou de Bleintse, 2824 meter boven de zeespiegel. Het hoogste punt is een rommeltje. Schots en scheef op elkaar gestapelde, met korstmossen bedekte rotsen. Wat bloemetjes, gemzenkeutels, een steenman - dat is alles. Verwonderd kijken we om ons heen. Het is altijd bijzonder om ergens voor de eerste keer te komen. In de verte verschijnt vanachter de wolken de Mont Blanc met zijn sensationele schittering van wit en blauw. Het land begint kleur en warmte te krijgen. We wijzen elkaar de plekken van vorige tochten. “Zie je hoe mooi de zonvlekken langs de Punta Chaligne schuiven. En daar beneden ligt Aosta in de schaduw.” Het is vroeg; de koffie moet nog worden gezet en de boterhammen nog gesmeerd.

Denkbeeldig geweer

De Crou de Bleintse verheft met de Monte Saron in een klein massief tot een heuse bergtop. Dat is goed te zien als je vanuit Turijn komt aanrijden en er voor Aosta een groene piramide pontificaal in beeld komt. Op dat ogenblik krijg je een vermoeden van het spectaculaire uitzicht dat op je ligt te wachten. “Ah, Crou de Bleintse”, had Sergio Petey vorig jaar gezegd toen ik hem ernaar vroeg. Hij is berggids uit Valpelline en de beste dakdekker van de streek. Sergio sprak het laatste deel van de naam uit met een lange open sis- en blaasmond. Hij deed alsof hij een denkbeeldig geweer laadde. Om vervolgens ‘pang pang’ de trekker over te halen: “camosci!” Oftewel gemzen. Hij vertelde dat de Crou de Bleintse een mooie skiberg is, maar verder, ja verder is er natuurlijk niet zo veel te beleven.

Raam wijd open

“Er is nog wel plaats”, had Marina, de huttenbazin van de Rifugio Champillon, een paar dagen voor onze tocht door de telefoon gezegd. Rifugio Champillon is zes jaar geleden gebouwd. Hierdoor is de Tour du Combin nu ook aan de Italiaanse zijde goed te lopen. Maar juist op deze dag is er een keertje veel aanloop. Ze vindt het vervelend ons nu de achterafplaatsen te wijzen. Zelf zitten we er helemaal niet mee. De bedden zijn goed en het is geen probleem dat het raam wijd open gaat. Als we de volgende morgen naar buiten stappen, voelt de frisse buitenlucht weldadig aan. Boven de hut klimmen de groepjes in het bleke ochtendlicht langzaam naar de col. We traverseren achter de hut in het natte gras naar een inkeping in de oostkam van de berg. Na een korte stijging staan we in een zadeltje. Voor ons ligt een steile flank; de Monte Saron zelf is nog niet in beeld. Moeizaam klimmen we omhoog, op het laatste deel moeten we zelfs onze handen gebruiken.

Piramide

Halverwege zegt mijn tochtgenote ineens: “Ik krijg geloof ik de hongerklop.” We nestelen ons in een nisje dat net genoeg ruimte biedt. Wat brood met worst doet wonderen, samen met chocolade en een flinke slok water. Dan gaan we opgekikkerd verder. We zoeken in een slingerende lijn onze weg over de kam naar de top van de Monte Saron. En dan gebeurt het. Terwijl we op het eenvoudige houten kruis aflopen, openen zich onder onze voeten in één klap het dal en de bergen van Aosta. In het midden staat de piramide van de Monte Emilius, die drie kilometer boven het dal oprijst. Rechts daarvan de scheve hoektand van de Grivola, de bijna-vierduizender. Daarachter de sneeuwtop van de Gran Paradiso. Met knipperende ogen nemen we het beeld in ons op. Dichter bij vliegen kun je niet zijn…
Het duurt lang voordat we aan de terugtocht beginnen. Uiteindelijk trekken we bij de auto onze schoenen uit. We voelen al de hete douche die straks het zweet en vuil van ons af zal spoelen. Wat een aparte en mooie tocht! “Dank je wel” zeggen we welgemeend tegen elkaar.