MENU

Sprookjes worden werkelijkheid in het land van vuur en ijs

Avonturier en wildernis- en survivalgids Tamar Valkenier doorkruist samen met Tjeerd het land van vuur en ijs. In deze blog neemt Tamar je mee in de eerste etappe van haar ontdekkingsreis door IJsland.

Land van vuur en ijs

"Hey Tamar. Hoe is het in IJsland?" vraagt Tjeerd na een aantal weken radiostilte van mijn kant. Op dat moment ben ik namelijk de Laugavegur trail in IJsland aan het gidsen. De laatste keer dat we samen op avontuur waren, liep hij een stuk met mij en mijn kameel mee door Nederland om mijn bestseller Fulltime Avonturier te promoten. Sindsdien heb ik hem niet meer gezien, maar ik heb niet veel meer woorden nodig om los te barsten over IJsland. Over groteske uitzichten, maanachtige landschappen, gletsjers, ijsgrotten, vulkanen, lavavelden, kleurrijke bergkammen en tot slot mijn favoriet: de papegaaiduikers die ik bij zonsondergang op een verlaten strand in noord IJsland aanschouwde. "Dit is waanzinnig, Tjeerd!! Moet je echt zien, dit gave land van vuur en ijs!"

Hoewel ik door de telefoon niet kan zien dat Tjeerd ruimschoots knikt, hoor ik wel dat hij zonder nadenken meteen enthousiast "Oké" zegt. "Ik kom eraan".

Zonder dat ik lang hoef na te denken, zeg ik "Gezellig. Heb je zin om IJsland in zijn breedte door te steken? Van de oostkust naar de westkust: 1000 km lang. We zijn wel een beetje laat in het seizoen. Veel binnenlandse wegen en hutten zullen al gesloten zijn, we kunnen winters weer verwachten en het is in het geheel niet zeker of we de tocht wel af kunnen maken." Even is het stil. "Ga je mee?", vraag ik. Ik denk dat hij weer knikt. Hij herhaalt nog eens "Ik kom eraan".

Laat het puzzelen beginnen

Terwijl ik gids en Tjeerd nog in de Alpen gletsjerspleten loopt te kietelen tijdens een C2-cursus van de NKBV, bekijken we routes op de kaart. We nemen contact op met huttenbazen en rangers. Berichten naar een paar van de schaarse voorgangers die we online kunnen vinden, worden verstuurd. Zo begint het puzzelen. Met het puzzelen komen verschillende vragen naar boven: "Hoe willen we lopen? Waar kunnen we voedsel laten droppen? Waar vinden we water? Welke rivieren zullen ons het pad versperren?" Gelukkig worden we overal te hulp geschoten door barmhartige samaritanen.

"Gaat goed hè?", zeg ik tegen Tjeerd als hij eenmaal in IJsland aankomt. Het is eind augustus. Mijn gidswerk is afgerond en we hoeven slechts voedselpakketten te versturen naar de mannen die ze voor ons over de binnenlanden verspreiden. Hopelijk. Dan hoeven we ze daar alleen nog op te halen.

Het avontuur is van start

28 augustus starten we op het meest oostelijke punt van IJsland: Gerpir, waar we vergezeld worden door een hele kudde rendieren. Hier kamperen we op een zonovergoten zwart zandstrand. Het lijkt idyllisch en voorspoedig van start te gaan, ware het niet dat we allebei ziek zijn. We snotteren wat af. 's Nachts loopt mijn temperatuur op en de energie die je aan het begin van een grote tocht zou willen hebben, is ver te zoeken. Toch zetten we door. Het klokje tikt.

"Vorig jaar was ik tussen 1 en 5 september ingesneeuwd", vertelt een ranger ons. "Jullie zijn toch wel voorbereid op zware winterse omstandigheden, hè?", vraagt een ander. Met onze voeten in de oceaan in de warme herfstzon kunnen we ons dergelijke problemen nauwelijks voorstellen. Wat ons op dat moment meer zorgen baart is het gewicht van onze tassen. Allebei 25 kg op zak zonder water. Bewust van het feit dat we tijdens deze tocht een aantal hele droge stukken tegemoet komen.

We lopen door. Een prachtige route over schapenpaadjes langs de kust leidt ons langs de fjorden en de laatste tekenen van civilisatie, waar we ons tegoed doen aan kreeftensoep, garnalen, vers brood, een grote zak met perziken en chips. Geen expeditie is compleet zonder chips.

De echte wildernis begint

Onze ziekteverschijnselen lossen langzaam op terwijl we groene steile bospaden vol blauwe bessen inruilen voor hoge bergen, vergezichten over gletsjers en uiteindelijk een rotsachtige zwarte woestijn. Kennelijk is het lopen van 25 à 35 km per dag, de frisse buitenlucht en het goede gezelschap; dé remedie voor een spoedig herstel.

Vanaf Laugarfell maken we ons eigen pad door de valleien rondom Snaefell, de hoogste berg van IJsland, om uiteindelijk in diens aangrenzende hut ons eerste voedselpakket in ontvangst te nemen. Het is een opwindend en memorabel moment, hoewel het tegelijkertijd betekent dat we vanaf nu droog voedsel eten. Onze kreeftensoep dagen zijn helaas voorbij.

Toch zijn we nog volledig in extase als we in nog altijd prachtig weer verder westwaarts trekken. Tot de wind met 16 m/s begint. Het kleine houten hutje waar we een welverdiende rustdag houden, staat te trillen op zijn fundering. We voelen ons net de drie biggetjes.

Als we de volgende dag weer verder lopen, waait de wind met 12 m/s iets minder hard. Dit keer in onze rug. Hoeveel geluk kan een mens hebben? We lopen 34 km om die dag de natuurlijk warmwaterbron van Laugarvellir te bereiken, genieten van de warme douche en slapen in de laatste prachtige groene vallei. Daarna lopen we een wereld binnen van zwart en wit. Rotsen, zand en ijs omringen ons. Terwijl we uitkijken op Snaefell in het oosten, Herdubreid in het noordwesten en de magnifieke 100 km-lange Vatnajökull gletsjer met Kverkfjoll als kenmerkendste uitsteeksel in het zuiden. Daar gaan we naartoe.

Welkom in Mordor

Een skelet van een vogel in het zwarte zand herinnert ons aan de tijd van de dinosaurussen. Het voelt alsof we terug gaan in de tijd. Overbevolking is hier ver te zoeken. Het is leeg. Kale, zwarte rotsen, uitgestrekte velden van vulkanisch gesteente met af en toe een vrolijk vinkje om ons te verwelkomen. "Welkom in Mordor" zingt het naar ons.

De goden lijken met ons te spelen. Op het moment dat we de woestijn betreden vallen de regendruppels als plagerij uit de lucht. Onze waterflessen zijn namelijk net gevuld om 50 km droogte te overbruggen. Zodra we de Linda rivier bereiken stopt het met regenen. Een oase omringd door engelwortel, die onze droge kelen redt van de dorst.

Nog één dag 'rustig doorstampen', zoals we onze 30+ km dagen inmiddels noemen en we bereiken Kverkfjoll. Een ware destinatie op zichzelf, zoals ik mij eerder door een IJslander liet vertellen. Hier zouden we ons weken kunnen vermaken. Ik heb al veel woestijnen van de wereld mogen zien, maar deze is toch weer totaal anders. De vreemde vormen die het gesteente aan kan nemen, de kleuren die je er totaal niet verwacht, de consistentie van het zand, geen wonder dat ze hier heilig geloven in trollen, elven en verborgen volken.

"Sigurdur heeft dit gebied vanaf de jaren '70 ontwikkeld, de wegen en hutten gebouwd en op de meest vreemde plaatsen geprobeerd tuintjes te onderhouden", vertelt de huttenbaas Atli ons, als hij ons warm verwelkomd in zijn hut. Om ons vervolgens uitgebreid te adviseren over de komende obstakels op onze tocht. Hij heeft zelf het land van noordoost tot zuidwest doorgelopen en weet donders goed hoe blij we zijn als hij ons ‘echt eten’ toeschuift.

Het einde van de eerste etappe

We hebben nog twee dagen te gaan, 70 km, richting Askja, de vulkanisch caldera waar we ons vanuit het vliegtuig over verwonderd hebben. Daar aangekomen hebben we een derde van de tocht al afgerond. Enerzijds verbaas ik me over onze snelheid, anderzijds betreur ik ook dat zelfs als we alles te voet doen, mijn brein niet in staat is alles te verwerken. Te veel schoonheid, te veel verbazing, te veel verwondering over de wondere wereld die dit binnenland ons biedt. Ik pink een traantje weg in blijdschap en rits mijn donsjas nog ietsje verder dicht. 'Zit je lekker in je draagbare slaapzak?', zegt Tjeerd. Ik knik. Ik zit heerlijk. En ben benieuwd wat de volgende etappe brengt.