De Nationale Parken in Oostenrijk zijn mooie natuurgebieden voor rust, ontspanning met prachtige vergezichten.
Gesäuse is het op twee na grootste nationale park van Oostenrijk. Het park is gelegen tussen het plaatsje Hieflau en Admont - bekend vanwege het beroemde benedictijnenklooster Stift Admont - in de deelstaat Stiermarken. Dwars door het nationale park stroomt Enns. Een rivier dat gedurende miljoenen jaren diepe kloven heeft gesleten, waardoor vlakke bergen zijn ontstaan. Hierdoor is er veel klim- en klettersteigroutes mogelijk. Bijvoorbeeld naar een van de toppen; Hochtor (2.369 m), G. Ödstein (2.335 m), Dachl (2.204 m), Roßkuppe (2.152 m) of Planspitze (2.117 m).
Het nationale park beslaat een oppervlakte van 20.850 hectare en is het grootste aaneengesloten bosgebied van Oostenrijk. In dit park heeft de natuur de vrije hand. Viervijfde deel van het park is begroeid met sparren, dennen en beuken. Deze groeien, leven en sterven op natuurlijk wijze. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de beukenbossen op de UNESCO-werelderfgoedlijst staat. Het beschermde nationale park vormt een belangrijk leefgebied voor 1.500 vlindersoorten, 80 vogelsoorten en 30 verschillende zoogdieren, waaronder de lynx.
Met 1.836 km2 is het Nationale Park Hohe Taurern het grootste natuurgebied van Oostenrijk en Centraal-Europa. In het park zijn 342 gletsjers met een totaal oppervlakte van 130 km2, waarvan de langste gletsjer van de Oostalpen, de Pasterzengletsjer, is. De hoogste waterval van Europa, de Klimmler, is een van de 26 watervallen in het park. Maar voor degene die wil wandelen is keuze uit meer dan 1.200 km aan wandelroutes en 80 schuilhutten. Midden in het park toren de hoogste bergtoppen van Oostenrijk uit; Großvenediger (3.666 m), onderdeel van de Venediger groep, en de hoogste berg van Oostenrijk de Großglockner (3.798 m). Bekend vanwege de Grossglockner Hochalpenstrasse. Een weg dat begint op 805 m, stijgt naar 2.504 m om vervolgens weer te dalen naar 1.301 m.