Een significant moment in de geschiedenis van de Nederlandse bergsport is de beklimming van de Nepalese berg Shivling (6543m) in India door Joost Pielage en Hans Lanters. Via de technisch lastige westgraat bereikten zij als zevende team ooit de top van deze imposante Himalayareus.
Shivling is een berg in de Gangotri-groep van de westelijke Garhwal Himalaya, vlakbij de Gangotri-gletsjer, een van de grootste gletsjers in de Himalaya. Shivling werd door Europese reizigers ook wel “Matterhorn Peak" genoemd, vanwege de gelijkenis in uiterlijk met de imposante rotstop in de Alpen. Shivling werd voor het eerst beklommen op 3 juni 1974 via de westgraat, door een team van de Indo-Tibetaanse grenspolitie. De westgraat is de minst steile route op de berg, maar vereist desondanks serieus technisch klimmen en is gevaarlijk vanwege een serac-barrière die doorkruist moet worden.
De Nederlanders beklommen Shivling in alpiene stijl via deze westgraat. Ze hadden vier dagen nodig om op de top te komen, en één dag om weer af te dalen naar het basiskamp. Hun beklimming was een teken van hoe het expeditieklimmen in de jaren ‘80 aan het veranderen was: van grote expedities met vaste kampen en vaste touwen naar hoge toppen, kwam de nadruk steeds meer te liggen op het beklimmen van technisch moeilijke toppen via lastige routes, in kleine teams en met minder materiaal.
Joost Pielage schreef voor De Berggids, het ledentijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Alpen Vereniging (KNAV) een verslag over de beklimming. Dit verslag is te downloaden via de rechterbalk op deze pagina.
Na de beklimming van Shivling deden de Nederlanders nog een poging op Satopanth (7075m) via de noordgraat. Vanaf 6400 meter werden de sneeuwcondities slechter en moeten ze zwaar sporen. Joost: “Dat geven we vrij snel op en keren om, de motivatie en conditie zullen na het beklimmen van de Shivling waarschijnlijk niet meer optimaal zijn geweest...”
Uitzicht op Shivling (6543m) en Meru (6660m) van Tapoban basiskamp.
Uitzicht vanaf bivakplek op de achterkant van Shivling.
Uitzicht naar de Bhagirathi's na een nacht met sneeuwval.
Acclimatiseren op Kedarnath Dome.
Een eerste poging op de Shivlin strandt in slecht weer. Na een bivak bij het begin van het technische klimmen keren ze terug naar basiskamp.
Onderweg voor de tweede poging met prachtig uitzicht op Meru.
De platige rots was in de voorafgaande week flink ondergesneeuwd.
Bivak na dag 1 met s ochtends geweldig uitzicht op Meru.
Eenmaal bovenop de band mooi zicht op de rest van de route. Eerst een stijgende traverse over losse blokken onder de gendarme door, dan de rotsgraat en dan de seracbarrière.
De 3e dag is het team de hele dag zoet met de rotsgraat van ca. 400 hoogtemeters.
Prachtige granieten platen met veel sneeuw erop.
Op dag 4 laat het team tent- en slaapspullen en dergelijke achter op de bivakplek en klimt over sneeuwhellingen verder.
De seracbarrière.
De seracs liggen er goed bij (vaak de crux op de W-graat route) en na 3 touwlengtes steil ijs zijn ze er doorheen.
De sneeuwcondities op het laatste, iets steilere stuk, zijn goed. Het weer is optimaal, kraakhelder en windstil.
Om ca. 17:30 bereikt het team de top van Shivling.
Na een stormachtige nacht dalen ze op dag 5 in een lange dag af naar een warme ontvangst in basiskamp, te beginnen met een lange reeks abseils over de graat.
Satopanth (7075m) noordgraat.
Op dag 4 naderen ze de sneeuwgraat van Satopanth.
Net na de sneeuwgraat bivakkeren ze op ca. 6400m aan de voet van de brede top sneeuwflank. De condities op die flank blijken ‘s ochtends al meteen slecht en zwaar en het team besluit om te keren.
Vul het formulier in en upload de documenten waarmee je dit artikel wilt aanvullen.