In 1989 reisden de Nederlandse klimmen Rob Lith, Tanja Merkelbach, Noes Lautier en Robert Eckhardt naar de Shimshal Vallei in Noord-Pakistan. In die tijd werd dit afgelegen deel van de Karakoram zelden bezocht. In de Shimshal lag hun doel, de ca. 5850 meter hoge, nog onbeklommen berg Shifkitin Sar.
Tijdens de reis naar het basiskamp doorkruisen de Nederlanders een onherbergzaam berggebied, met indrukwekkende puinhellingen, zeer smalle paden boven grote afgronden, en lastige rivieroversteken. Het basiskamp werd op 9 september 1989 gevestigd op 3300 meter hoogte. Omdat de trekking lokale ‘liaison officer’ bang was voor wilde dieren en niet in basiskamp wilde blijven terwijl de Nederlanders klommen, had het team geen ondersteuning tijdens de expeditie.
Een Iers expeditieteam verkende in 1986 de Malanguti-gletsjer bij Shimshal. Zij deden een poging om Shifkitin Sar te beklimmen, maar slaagden daar niet in. Shifkitin Sar (of Shifkteen Sar) was in 1989 dus nog nooit beklommen. De Nederlanders richtten zich op Shifkitin Sar, omdat dit de hoogste berg ‘onder de 6000 meter’ in de regio was. Onder de 6000 meter heb je in Pakistan heb je geen vergunning en expeditiepersoneel nodig.
Vanuit basiskamp is het driekoppige team van Robert Eckhardt, Rob Lith en Tanja Merkelbach in één push naar de top geklommen. Noes Lautier bleef in basiskamp. Om een route naar Shifkitin Sar te vinden, moest het team de woeste Malanguti-gletsjer oversteken. Onderweg bouwden ze twee kampen op 4200m en 4600m op, en sliepen in een sneeuwgrot (5400m). Vanuit het bivak in de sneeuwgrot zagen ze dat de makkelijke noordwestgraat lawinegevoelig was, dus besloten ze de volgende dag een sneeuwplateau over te steken en via een andere route, bestaande uit 4 of 5 makkelijke ijslengtes richting de zuidgraat. Via de zuidgraat werd op 16 september 1989 de top bereikt.
Vul het formulier in en upload de documenten waarmee je dit artikel wilt aanvullen.