MENU

Wandelen tussen de alpinisten - Chamonix

Het uitgebreide liftsysteem van Chamonix geeft toegang tot een van de indrukwekkendste bergwandelgebieden van de wereld: het Mont Blancmassief. Maar gaan hightech kabelbanen en bloed, zweet en tranen eigenlijk wel samen?

Door: Moos Braxhoofden - Oorspronkelijke tekst: Simone van Velzen

Legendarische piek

Kabelbanen?”, vraag ik vol ongeloof wanneer mijn partner Jesse voorstelt om in Chamonix te gaan bergwandelen. Chamonix staat bekend om zijn uitgebreide netwerk aan kabel- en tandradbanen die hordes toeristen in de bergen dumpen. Niet echt mijn ideaalbeeld van een exclusieve bergwandelvakantie. Bovendien: echte outdoor-beesten nemen geen lift, die wandelen naar boven. Ik wil bloed, zweet en tranen en geen wirwar van liften die het uitzicht verpesten. “Kabelbanen zijn voor watjes”, beweer ik stellig.

Toch sta ik nu in de rij van de lift naar de Aiguille du Midi – de bekendste lift van Chamonix. Het is kwart over zes in de ochtend en ik word omsingeld door doorgewinterde berg-beklimmers met rugzakken volgeladen met touwen, stijgijzers en pickels. Uit mijn rugzak steekt alleen een baguette. In twintig minuten zweeft de kabelbaan naar de top van Aiguille du Midi en staan we ineens op 3842 meter hoogte. We stappen een wereld binnen vol eindeloze gletsjers en besneeuwde bergtoppen tot zover het oog reikt. Het uitzicht is spectaculair. Ik kijk zo Italië en Zwitserland binnen: in de verte zie ik het Monte Rosamassief en de Matterhorn. De met sneeuw bedekte top van de Mont Blanc lijkt vlakbij. Even droom ik weg. Hoe zou zijn om op die legendarische piek te staan? De helling naar de top ziet eruit als een grote sneeuw- en ijsmassa. Ik ben met mijn wandelschoenen gebonden aan de terrassen van het liftstation. Overal zie ik alpinisten met touwen over gletsjers en ijsrichels lopen. “Je hebt helemaal gelijk”, plaagt Jesse. “Kabelbanen zijn voor watjes.”

Alpenkauwen en marmotten

Op de terugweg stappen we uit op het tussenstation Plan de l’Aiguille; hier begint onze wandelroute. In de verte hoor ik alpenkauwen krijsen en een bergmarmot fluiten. Tevreden kijken Jesse en ik elkaar aan: dit is de wereld waar wij, bergwandelaars, helemaal thuishoren.

We volgen een smal pad door een landschap vol bloemenvelden, bergbeekjes en grote rotsblokken. Hoog boven ons uit priemen de puntige toppen van de Aiguilles de Chamonix. Aan de voet van de Aiguilles ligt het idyllische Lac Bleu waar we genieten van het uitzicht over het blauwe water en de baquette.

Terwijl aan onze kant het Mont Blancmassief bezaaid ligt met gletsjers, zijn de Aiguilles Rouges aan de overkant van de vallei ijsvrij. In het beschermde natuurreservaat nemen alpensteenbokken, gemzen, sneeuwhoenders en zelfs steenarenden hun toevlucht. De Aiguilles Rouges zijn een waar wandelparadijs dat ook nog een schitterend uitzicht belooft op het Mont Blancmassief.

Zee van ijs

Vandaag is onze bestemming Montenvers. Vlak voor we daar aankomen, gaan we via een steile helling naar het spectaculaire uitzichtpunt Signal Forbes. Aan mijn voeten ligt het Mer de Glace. Deze zeven kilometer lange ‘zee van ijs’ is de langste gletsjer van Frankrijk. Het ijs is op vele plekken meer dan tweehonderd meter diep en overal zien we enorme spleten,

gleuven en immense rotsblokken. De meest imposante piek die boven de gletsjer uit steekt, heet de Petite Aiguille du Dru. Er is echter niks ‘petits’ aan deze Alpenreus van 3733 meter.

Als we in Montenvers in het rode tandradbaantje stappen, werpen we een laatste blik op de gletsjer. Langzaam sukkelt het treintje door bossen en tunnels, steil naar beneden richting Chamonix. Een oude Fransman met wandelstok werpt me een vriendelijk

Bonjour” toe. Inderdaad; de liften van Chamonix zijn voor watjes maar ook voor de stokoude man die vanmiddag met volle teugen de bergsfeer opsnoof. En zeker voor alpinisten en bergwandelaars die zich zo midden in hun ‘speeltuin’ laten afzetten. Ik kan eigenlijk niet wachten om de volgende dag weer moeiteloos naar een ander onbeschrijfelijk plekje te zweven.