MENU

Huttentocht voor dummies - Stubaital

Op de lunchplek van de eerste dag van onze huttentocht komt er een glazen potje jam uit de rugzak. Dat herinnerde aan de megapot pindakaas van een eerdere huttentocht. De pot is nu kleiner, maar we lachten er smakelijk om en het past ook helemaal bij de "Huttentocht voor dummies", zoals Rieneke en Marjet deze tocht hebben gedoopt. Rieneke was al wel eerder in een hut, voor Marjet is het onbekend terrein, evenals de bergen.

Door: Peter Daalder

Ervaren

Je kunt nog zoveel lezen van tevoren, maar het beste is om zelf te ervaren wat er wel en niet in de rugzak gaat. En waarom. Want er zijn naast de inhoud van de rugzak nog zoveel andere vragen als je nog nooit in een hut hebt geslapen. Is er een douche of alleen een koude kraan, kan je zelf kiezen wat je wilt eten of krijg je een stevig ‘’Bergsteigeressen’’?

Juiste bepakking

Wie eenmaal het gewicht van een rugzak dagenlang op zijn rug heeft gevoeld, weet hoe fijn het is als die een paar kilo minder weegt. Een spijkerbroek voor ’s avonds? Nee, te zwaar. Liever een lichte, dunne broek. Net zoals de wandelbroek het liefst licht. Een handdoek is te zwaar. Liever zo’n dun, klein soort zeem dat uitstekend vocht opneemt en snel droogt. Dunne, lichte shirts, want katoen wordt nat, droogt niet heel snel en is zwaarder dan veel lichtgewicht spulletjes. Sloffen voor ’s avonds in de hut? Of toch schoenen? Crocs zijn ideaal maar bij de meeste hutten liggen huttensloffen. En hoeveel reservekleding moet er eigenlijk mee? Hooguit één van alles. Want het is fijn om iets droogs aan te trekken als het heeft geregend.

En al die spullen stop je in je waterdichte (!) rugzak ook weer in een plastic zak als extra zekerheid. Niets is zo hardnekkig als urenlang vallend regenwater dat via je rugzak en de draagbanden toch je rugzak in sijpelt. En als de rugzak dan licht is, komt er zomaar één of twee kilo aan drinken bij. En het lunchpakket, een appel, een gezonde reep, samen ook vaak een kilo.

De tocht

We vonden een leuk rondje in de Stubaier Alpen en het Sellraintal. Een gebied met veel kale rotstorens dat niet voor niets de Dolomieten van Tirol genoemd wordt. Vier dagen alles op je rug, maar geen overdreven lange dagtochten. We overnachten in drie gezellige hutten: de Potsdamer Hütte, de Adolf Pichler Hütte en de Birgitzköpfl Hütte. De eerste met een huttenwirt die al meer dan 25 jaar chef van de bergredding ter plaatse is. In de tweede hut zijn moeder en dochter de hele zomer boven en de laatste heeft veel dagjesmensen, zodat het daar pas ’s avonds weer enigszins tot rust komt.

Het lopen is vermoeiend, af en toe lastig op de grote gruisvelden, oppassen geblazen als het pad ons dwars door een kudde jonge stiertjes voert, maar alles eindigt steeds weer met een voldaan gevoel over het gelopen stuk, het behaalde einddoel en de beloning in de vorm van een groot glas Schiwasser, een eten-wat-de-pot-schaft-lekkernij en de weldadige nachtrust die vaak al om negen uur ’s avonds begint.