MENU

Hertengewei uit de steentijd

De Untere Stremlücke naast de Brunnifirn op de grens van de Zwitserse kantons Graubünden en Uri; de vindplaats van een hertengewei uit de steentijd. Gevonden op een mogelijke werkplaats uit die tijd. Bij deze vondst springen er verschillende vragen naar boven: 'Hoe is het hier terecht gekomen?', 'Wat doet het op een werkplaats uit de middensteentijd?', 'Hoe is het hert aan zijn einde gekomen?' en nog meer. Peter Daalder, hoofdredacteur van Hoogtelijn, schetst een beeld. Hoe denk jij dat het hertengewei op die plek terecht is gekomen?

Geschreven door Peter Daalder met beeld van Aart Markies

De berg op

Het is nog een kwart zonnetijd totdat we boven op de berg zijn. Daar liggen de bergglinsters die we gebruiken om pijlpunten, bijlen en hamers te maken. Bij de vorige zonnewende lag er minder sneeuw dan nu. We moeten oppassen op de spleten onder de sneeuw. Mijn maatje wil toch de speciale schoenen met de wilgentenen aan die wat meer houvast geven op het gladde ijs. We komen niet snel vooruit omdat we heen en weer moeten lopen tussen de ijsspleten.

In de verte zien we twee mannen lopen met grote manden op hun rug. Ze dalen af richting onze werkplaats en leefkuil. Het lijken wel de mannen die we eerder hebben gezien met verse kaas en stukken vlees. Misschien kunnen we wat ruilen. Als we van hun wat vlees krijgen, geven wij hun een pijl en boog. Of een bijl.

Op de werkplaats

Wij kunnen dan wat langer in de werkplaats blijven en hebben we tijd om te wachten op de gemzen en de rechte horens herten die aan het einde van de donkere tijd vaak over de berg komen. De glinsterstenen hier zijn veel beter dan die we eerder hebben gezien. De pijlen die we daarvan maken zijn zo scherp en groot dat de beesten niet ver meer lopen als we ze geraakt hebben. De vrouwen en kinderen zullen blij zijn als we weer met volle manden met vlees naar beneden komen.

De zon schijnt en het is aangenaam. Het zware en warme hertenvel is niet nodig. We lopen in hemden van schapenwol die we in de donkere periode hebben gemaakt. De mannen zitten bij onze werkplaats. Ze hebben stookhout meegenomen dat ze ons aanbieden om een vuurtje te maken. En ze hebben meel meegenomen om een hompje brood te maken. We hebben ze al vaker gezien, ook in de buurt van onze tenten beneden.

Ze vertellen over de zware donderbui van drie donkere perioden geleden. En dat er door het vele water ook veel bomen zijn omgevallen. Het is een geschenk want zo kregen ze op een makkelijke manier stookhout.

Ruilen

Ze voelen wel wat voor een ruil. Zij hebben niemand die goed pijlen en bijlen kan maken. Ze kijken bewonderend naar onze glinsterstenen die zo groot zijn als een voet. Mijn vriend is een van onze beste scherpslijpers en maakt een vlijmscherpe bijl. Hij is niet tevreden over het handvat en pakt een nieuw stuk van het hertengewei dat we hiervoor gebruiken. Hij gooit het oude handvat op de afvalhoop tussen de vele scherven die we van de glinsterstenen hebben afgeslagen.

Inmiddels rookt het houtvuur, een pot met water wordt warm, we eten een stukje brood en de mandenmannen geven ons vier grote stukken vlees in ruil voor twee bijlen.

9000 jaar later

9000 jaar later vindt de Nederlandse archeoloog Marcel Cornelissen in de werkplaats uit de middensteentijd het stuk hertengewei op een grote hoop afval van bergkristal. Hoogtelijn liep met Marcel en zijn vrouw Regula Gubler naar de vindplaats bij de Untere Stremlücke naast de Brunnifirn op de grens van de Zwitserse kantons Graubünden en Uri.

Terug naar overzicht