MENU

De Hoogtelijnredactie deelt: wetenschappelijke weetjes

‘De gehele wetenschap is niets meer dan een verfijning van het dagelijks denken.’ aldus Albert Einstein. Daarom vroegen wij onze redactie: met welk (semi-)wetenschappelijk weetje kan iedereen in de bergen zijn voordeel doen?

Door: Rinske Brand

Femke: ‘Is het ongezond om scheten in te ademen?’

De Quest scheurkalender voorziet mij dagelijks van onmisbare kennis. Op 15 mei jl. werd de vraag beantwoord of het ongezond is om scheten in te ademen. “Dat weten we niet, maar het is wel bewezen dat een van de voornaamste bestanddelen van een scheet de gezondheid juist goed doet. Onderzoekers van de University of Exeter en de University of Texas wisten al dat het lichaam van zichzelf waterstofsulfide aanmaakt, het gas dat een wind doet stinken als rottende eieren. Het gas houdt de zogenoemde ‘oxidatieve stress’ in toom, die optreedt als cellen beschadigd raken. Met dat in gedachten creëerden de wetenschappers in 2014 een kunstmatige versie van waterstofsulfide, die ze AP39 noemden. Vervolgens stelden ze bloedcellen daaraan bloot. Wat bleek? AP39 hielp inderdaad onder meer ontstekingen tegen te gaan die oxidatieve stress kan veroorzaken. Andere studies toonden daarna aan hoe het stinkende darmgas de wanden van bloedvaten minder stug maakt. En dat het mogelijk kan helpen bij het voorkomen van dementie of Alzheimer. Ook beschermt het verzwakte celstructuren tegen verder verval. Wat dat betreft geen kwaad woord over stinkende winden. Nu nog bewijs dat het ook gezond is om ze in te ademen.” Dat is alvast één zorg minder als je een volgende keer op een geurend lager ligt.“

Frank: “De klimmers onder ons herkennen dit wel. Je bent lekker onderweg in een route en een volgende haak komt binnen bereik. Het is wel zo netjes om door te klimmen totdat je dichterbij bent, maar je moet er ook niet aan denken zo ver boven je vorige tussenzekering uit de route te vallen. Je klipt dus toch maar een setje in die haak en wilt het touw inhangen. Dat red je net niet met één lange haal, dus na die eerste haal houd je het touw tussen je tanden vast en trekt nog een goede meter extra touw op, zodat je het nu wél in het setje kunt leggen. En dat protocol herhaal je vaak meerdere keren per route en tientallen keren op een dag met steeds precies datzelfde stukje touw tussen je tanden.
Alles aan bergsporttouwen is getest, gecertificeerd en moet aan talloze eisen voldoen. Maar is ooit wel eens uitgezocht wat het effect is van het gebruik van een klimtouw als een soort sabbeldoekje?
Wie de boeken over veiligheid van Pit Schubert gelezen heeft, zal nooit de horrorverhalen vergeten over touw dat onzichtbaar krachteloos werd onder invloed van accuzuur. Het was vervoerd in de niet-zo-schone-kofferbak van een auto. Een verder helemaal goed hoofdtouw kon met de hand in tweeën getrokken worden. Nu zeg ik niet dat ons speeksel de zuurgraad van accuzuur heeft. Maar zou misschien op den duur toch niet….”

Peter: “Een steenman is een welkom bouwwerk in de bergen. Het geeft de route aan, zeker bij slecht zicht is het een handig hulpmiddel. En het is leuk een steenman te bouwen. Deze steenman, op de route van het Gasterntal bij Kandersteg naar de Lötschenpasshütte, is wel een heel bijzondere. Gebouwd volgens de principes van de boogconstructie, een uitvinding van de Romeinen.

Hoewel op de pas Romeinse munten zijn gevonden, zal dit bouwwerk er nog niet zo lang staan. Enthousiaste passanten met veel tijd én kennis van zaken, hebben kennelijk deze opvallende constructie in elkaar gezet. Om dit te bouwen wordt bij het metselen een houten mal (een formeel) gebruikt ter ondersteuning. Die wordt daarna verwijderd. Deze boog staat geheel los en de stenen hebben enkel de zwaartekracht nodig om zich vast te klemmen en te blijven staan. Een mooi voorbeeld van circulaire bouw: alles is zo weer opnieuw te gebruiken.”

Rinske: “Ken je het gevoel; in een touwgroep over een gletsjer en dan opeens heeeeeel nodig moeten plassen. Mijn overactieve blaas is in het vlakke Nederland al licht onhandig, maar tijdens beklimmingen ronduit irritant. Tot mijn gids bij mijn tweede plas-stop op weg naar de top van de Zwitserse Weissmies droogjes opmerkte: “Heel goed, je lichaam is duidelijk aan het acclimatiseren.” Huh? Wat blijkt? Om op hoogte voldoende zuurstof naar je spieren te kunnen vervoeren, wil het lichaam de concentratie rodebloedcellen in het bloed verhogen. Dit doet het allereerst door overtollig vocht af te scheiden, nog voor het nieuwe cellen gaat aanmaken. Plassen dus. Sindsdien stop ik toch een stuk geruster midden op een gletsjer: “Geen zorgen mensen, ik ben even aan het acclimatiseren!”

Ico: “Het toerskiseizoen staat voor de deur en ik denk na over materiaal. Ski’s, schoenen en materiaal om iemand te vinden voor het geval we in een lawine terecht zouden komen. Nu ligt de keuze voor om een ‘lawinerugzak’ te kopen. Het lijkt of je bijna niet meer zonder kunt. Maar prijzig zijn ze wel! Hoe deden ze dat vroeger? Plotsteling denk ik aan een oud advies, dat je vroeger altijd kreeg: als je in een lawine terecht komt, moet je zwemmende bewegingen maken. Dan blijf je boven in de lawine drijven en heb je meer kans eruit te komen. Ik denk dat ik eerst maar eens ga oefenen in het zwemmen met ski’s, dat is een stuk voordeliger dan zo’n moderne airbag.”

Rien: “Is de onderkant van je neus wel eens verbrand door de zon? Dan hoef je dit stukje niet te lezen. Verse sneeuw kan tot 80% van de UV-straling van de zon weerkaatsen. De meeste wintersporters en bergsporters smeren dan ook alle plekjes van hun onbedekte huid goed in, want hoog in de bergen is UV-straling altijd sterker, ook met bewolking. Elke duizend meter hoger zorgt sowieso voor 10% meer UV-straling, met of zonder brandende zon. Dat merk je wel na een dag in de bergen met lichte bewolking. Los van factoren als de gevoeligheid van je huid, transpiratie, temperatuur of de hoogte waarop je je bevindt geldt daarom altijd: blijf smeren. Een crème met een hoge factor moet daarom altijd in je rugzak.”

Manon: “Slappe benen, terwijl je volgepakt in de verzengende hitte de berg op sjokt. Nú iets nemen, of je valt van je graat. Wie heeft dat gevoel soms niet. Mijn ene wandelmaat sloeg een zakje suiker achterover, de ander nam een slok koude bouillon. Wat is beter, zoet of zout? Je hebt beide nodig, zegt Peter Weijs, lector voeding en beweging (HvA): “Maar zout is altijd belangrijker, want zout is om te overleven. Zonder zout kun je niet van water leven. En als je water en zout verliest, omdat je zweet, gaat je prestatie achteruit. Suiker heb je nodig voor je energie. Je gebruikt dan glycogeen, dat is opgeslagen glucose en koolhydraten in je spieren en hersenen.” Het is natuurlijk afhankelijk van de persoon en persoonlijke situatie, zegt Weijs. “Maar maak eerst je zout en daarna je suiker op orde.” Dus toch maar vooral bouillonpoeder mee.”