Tekst: Melvin Redeker
We lopen naar de noordwand van de Changabang. Op de gletsjer liggen prachtige steentafels. Mike en ik sjouwen met haulbags van zo’n 35 kilo. Onze beurse schouders vergeten we snel als we onder de wand staan. Eric Shipton noemde Changabang in 1936 'a vertical wall of rock whose smooth face was quite magnificent…' De meest passende omschrijving is van Frank Smythe, die in 1937 een poging deed de 7066 meter hoge Dunaagiri te beklimmen. 'A peak that falls from crest to glacier in a wall that might have been sliced in a single cut of knife.'
Het aanzicht is inderdaad ‘tamelijk indrukwekkend’. Een granieten plaat rijst 1600 meter hoog voor ons op. Overhangend aan de voet, loodrecht in het midden en overhangend naar de top toe. Maar goed dat wij, naast bergbeklimmen, niet aan basejumpen doen. Nog nooit zag ik zo’n steile Himalayawand. Hoger op de gletsjer staan we alle vier aan het ijs genageld: een vet couloir markeert de overgang tussen de yosemity-achtige granietwand en de met ijs bepleisterde voorbouw. De lijn ziet er fantastisch uit. We hebben onze route gevonden!
De taken zijn verdeeld; Andreas en ik fixen eerst het ijsveld, terwijl Cas en Mike klimmateriaal naar de wand slepen. Andreas maakt de abalakovs en zet de touwen vast, ik breng op de bovenste standplaats het materiaal op orde. Aan het eind van de ochtend betrekt het. Om een uur of één begint het te sneeuwen en draaien we om. Tijdens de steile abseil over de randspleet verdwijnt Andreas in een wolk spindrift. De volgende dag zijn de rollen omgedraaid. Cas en Mike mogen dan de eerste mooie lengtes van het couloir klimmen.
’s Middags sneeuwt het opnieuw. Vermoeid maar laaiend enthousiast komen Cas en Mike bij de tent aan: “Prachtige lengtes, super goed ijs. Maar door de hoogte loeizwaar!” Andreas en ik staan te popelen om de steile lengtes van het couloir uit te klimmen. ’s Avonds in de tent spreken we nogmaals de meest efficiënte werkwijze door. De volgende ochtend sneeuwt het nog steeds. Het is mistig en de hoogtemeter is gestegen. We verwachten een paar dagen slecht weer en dalen af naar het basiskamp.
Vier paar prangende ogen kijken iedere ochtend, iedere middag en iedere avond hoopvol naar de wolken. Helaas wijken die niet voor onze dwingende blikken. De barometer hangt in de nok van mijn tent zodat ik hem scherp in de gaten kan houden. Zelfs ’s nachts, als ik me omdraai in mijn slaapzak, kan ik het niet laten om er snel een blik op te werpen.
Na zeven dagen regen een sneeuw schijnt de zon weer. In gedachten zien we onszelf al naar de top klimmen. Als we na anderhalve dag lopen bij de randspleet aankomen herkennen we het terrein niet meer terug. De tien meter hoge ijswand van de randspleet is verdwenen onder een pak sneeuw. We maken een inschatting waar me moeten graven n gaan aan de slag. We volgen het touw dat vanaf het ijsveld naar het materiaaldepot leidt. We graven tot zeven meter diepe gangen. Met een vier meter lange tentstok sonderen we de helling. Een week lang heeft het gesneeuwd, zijn er lawines over deze helling geraasd. “Er ligt minimaal tien meter sneeuw”, concluderen we. Zelfs de hellingshoek van de sneeuwflank onder de randspleet is veranderd. Als we precies op de juiste plek graven, moeten we minimaal tien kuub sneeuw verplaatsen. Het touw loopt diagonaal door de helling. We zijn kansloos.
Drie haulbags en een rugzak zijn bedolven. Vrijwel al het materiaal voor de beklimming, waaronder twee ijsbijlen, een portaledge, friends, haken, ijsschroeven, voor tien dagen eten, een brander, gas, touwen en mijn klimjack… Wat nu? Gelukkig hebben we nog voedsel en materiaal in een lager depot op de gletsjer. Van een engels team dat net in het basiskamp is aangekomen lenen we haken en een jack. We kunnen met één portaledge en één biblertentje de wand in. Alle vier geloven we nog steeds in de beklimming.
Super gemotiveerd lopen Andreas en ik met het resterende materiaal naar de wand, terwijl Cas en Mike extra voedsel en een tent ophalen uit het basiskamp. De portaledge hangen we onder een overhangende ijsluifel in de randspleet.
Tijdens het ophangen van de portaledge begint het te sneeuwen. De 1600 meter hoge granieten wand van de Changabang vormt een soort trechter en wij staan daar direct onder. Rivieren van sneeuw stromen uit de wand. De grens tussen spindrift en lawines vervaagt. Om te voorkomen dat de sneeuw ons die nacht volledig bedelft gaan we er regelmatig uit om de portaledge uit te graven. “Jongens, kom maar snel naar beneden en neem de portaledge mee. Dit zou wel eens het eind van de expeditie kunnen zijn,” roept Mike ’s ochtends door de radio. “Laat even weten wanneer jullie afdalen, dan proberen we jullie te volgen.” Buiten de portaledge zien Andreas en ik hoeveel sneeuw er valt. We horen grote lawines, soms akelig dichtbij. Door de mist kunnen we ze niet zien. Ik zoek radiocontact: “Mike en Cas, de pleuris is hier uitgebroken! We moeten zo snel mogelijk weg hier! We kunnen de portaledge niet meenemen!” “Oké, doe dat dan maar,” antwoordt Mike. Radiostilte. We sporen heupdiep door de sneeuw. Met een zachte ‘whoeemm’ trekt er een centimeter brede scheur in het sneeuwdek. “Traverseer naar de minst steile flank!” roep ik. Een paar minuten later raast er voor ons een grote lawine naar beneden. Andreas: “Dat is wel erg dichtbij!” Over deze lawinekegel bereiken we, veel lager, de veilige helling. Cas, Mike en de Engelse klimmer Olly sporen ons tegemoet.
Ook in het ABC blijft het sneeuwen We ontmantelen ons kampje. Gezamenlijk met het Engelse team dalen we af. Kilometers van ons vandaan, valt uit een 2400 meter hoge flank van de Saf Minal een lawine. Even later staan we minuten lang met capuchon op in de wolk ijzel die door de lawine werd voortgestuwd. Natuurgeweld dat ieder voorstellingsvermogen te boven gaat. Zeven man sterk, hebben we ruim negen uur nodig om het basiskamp te bereiken.
Daarmee eindigt de expeditie. We hebben geen faire kans gehad voor een toppoging. Verloren van de sneeuw.
Kalanka en Changabang, bigwalls in de Himalaya
De Noordwand van Changabang met ingetekend de route die we wilden klimmen.
Het Team in het Basiskamp. Van links naar rechts. Mike van Berkel, Melvin Redeker, Heera, onze kok, Cas van de Gevel, Andreas Amons.
Mooi basiskamp links van de morenerug met 5-sterren uitzicht op de Saf Minhal noordwand.
Ons basiskamp in de sneeuw na de zoveelste slechtweer periode.
Het team in het basiskamp.
Ondanks het slechte weer bleef de sfeer goed.
Onderweg van het ABC naar de Changabang.
De Noordwanden van de Kalanka en Changabang.
Onderweg naar de Changabang noordwand. Hoe dichter bij de wand je komt, des te steiler hij eruit ziet.
Andreas in de noordwand. Andreas en Melvin fixen het ijsveld, terwijl Cas en Mike het klimmateriaal naar de wand slepen.
Andreas in de Changabang noordwand. Cas en Mike zien te zien als kleine stipjes op de gletsjer.
Cas en Mike klimmen de eerste mooie lengtes van het couloir klimmen.
Hier werd het materiaaldepot gemaakt, voor het slechte weer.
Deze foto op dezelfde plek genomen als de vorige foto, maar dan na het slechte weer.
Zoeken naar materiaaldepot.
Ze graven tot zeven meter diepe gangen om het materiaaldepot terug te vinden. Maar geen succes.
Vrijwel al het materiaal voor de beklimming is bedolven, maar ze doen toch nog een poging
De nieuwe poging mislukt ook door het slechte weer.
Andreas Amons daalt af.
Vul het formulier in en upload de documenten waarmee je dit artikel wilt aanvullen.