Jenny Visser-Hooft (1888 – 1939) is een van de bekendste vrouwelijke bergbeklimmers uit de Nederlandse geschiedenis. Ze groeide op aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug en werd later naar een kostschool in Zwitserland gestuurd. Daar ontstond haar liefde voor de bergen. Samen met haar man Philips Visser ondernam ze verschillende expedities naar de Kaukasus en de Karakoram. Net na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bereikte het echtpaar de top van de 4300m hoge Bolgischki-Tau I in Georgië.
Op 22-jarige leeftijd ontmoette Jenny de Nederlander Philips Christiaan Visser (1882-1955), glacioloog, diplomaat en net als Jenny gefascineerd door de bergen. Hij was actief in de Nederlandsche Alpen-Vereeniging (NAV) en had een handboek voor de bergsport geschreven. In 1912 trouwde het paar in Den Haag. Jenny en Philips hadden voldoende geld en vrije tijd om veel te reizen. Tussen 1922 en 1935 ondernamen Jenny en Philips vier expedities naar de Karakoram. Ze bezochten er gletsjers en bergen waar nog nooit mensen waren geweest: de Shaksgam-vallei, de Batura-gletsjer, de Sasirpas, Shyok, Nubra en het Hunzadal. Tijdens deze expedities onderzocht Jenny de flora en fauna ter plaatse.
In de zomer van 1914 reisde het jonge stel met als einddoel het Kaukasische hooggebergte via Noord-Afrika af richting Batoem, een stad in het zuidwesten van Georgië aan de Zwarte Zee. Daar kwamen Jenny en Philips op 2 augustus 1914 aan, drie dagen na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Op 28 juli was de bom gebarsten en viel Oostenrijk-Hongarije Servië binnen, gevolgd door een Duitse aanval op Frankrijk en een Russische aanval op Duitsland. Philips Visser schrijft er later in het tijdschrift van de NAV over: “Aankomst in Batoem op 2 augustus, waar wij het uitbreken van den oorlog vernamen, waardoor het lot van onze expeditie, dwars door het Kaukasische hooggebergte, beslist werd.”
Toch keert het stel niet meteen terug naar het neutrale Nederland. Dat kan ook niet, want treinen rijden niet meer. Ze vervolgen hun tocht richting het hooggebergte en reizen vanaf half augustus per auto over een legerweg naar het dorpje Kazbek. Hun doel: het beklimmen van de gelijknamige Kazbek (5047m), één van de hoogste bergen van de Kaukasus, gelegen op de grens tussen Georgië en Rusland.
Ze beginnen aan de lange weg vanuit het dal. De top van Kazbek ligt ruim 3000m hoger dan het dorp. De beklimming blijkt een beproeving: het sneeuwt, waait hard en even later barst ook nog het onweer los. Jenny en Philips besluiten niet door te gaan tot de top van Kazbek, maar bereiken wel de top van Bolgischki-Tau I (4300m), één van de twee knobbels die tegenwoordig bekend staan als Volgischki 1 en 2. Ondanks het weer nemen ze de tijd: "op de top ‘genoten [wij] nog even het uitzicht op de geweldige, vergletscherde bergketens in het Oosten, die sterk aan den Schreckhorn-Lauteraarhorn-ketens deden denken." De expeditie door het hooggebergte van de Kaukasus zetten Jenny en Philips vanwege het uitbreken van de oorlog niet voort. Ze keren terug naar Nederland via Moskou, Sint-Petersburg en Zweden. Terug in Nederland trok het echtpaar door het land om lezingen te geven over hun tocht.
Beeldmateriaal:
Philips Visser en Jenny Visser-Hooft op een kar met russische officieren.
Bergweg in de Kaukasus.
Jenny Visser-Hooft op de voorgrond van een grot welke waarschijnlijk gebruikt werd als schuilplaats.
Jenny Visser-Hooft bij de expeditietent.
Twee mannen aan de voet van de hoge berg.
Enkele personen bij een berghut in de Kaukasus.
Man op een bergpad.
Vul het formulier in en upload de documenten waarmee je dit artikel wilt aanvullen.